De Voorzienigheid

DE VOORZIENIGHEID (II)

(De mens onder het Godsbestuur)

Gods beleid over ons bestaan en zijn bestuur over de wereld zijn vooreerst geen zaak van ervaring of aanschouwing, maar van geloof en vertrouwen in het in Christus tot ons gesproken Woord. In dat geloof staan we niettemin een slag anders in het leven en de wereldgeschiedenis dan wanneer we de overtuiging zijn toegedaan dat de wereld aan zichzelf en haar onverbiddelijke wetmatigheid is prijsgegeven. Anders dan wanneer fatum of blind toeval het gebeuren bepalen en beheersen.

Weliswaar staan we daarin factisch niet minder aangevochten en onbeschermd in de hachelijkheid van het bestaan en de dreigingen van het wereldgebeuren –bepaald niet ‘als hereboeren in het Rijk der voorzienigheid’ (Noordmans)-, maar niet zonder geloof en hoop -aan twijfel en wanhoop voorbij. Geloof en hoop, die ontspringen aan de vastheid van de belofte en de innerlijke zekerheid dat Hij die als Immanuël met en vóór ons is óók -als de Vader van de Zoon (en zo alleen ‘onze Vader’)- boven en rondom ons is en ons aldus bewaart. ‘Wir sind in keiner fremden Hand und wir sind ihm keine Fremden’…in alle ongewisheden van het leven en op het ruige en rauwe veld van de wereldgeschiedenis. We zijn met en omwille van de Zoon van God, die zich geheel aan onze zijde schaarde en één van ons werd, Gods kinderen en daarmee in zijn vaderlijke hand. ‘Diese Vaterhand ist die göttliche Macht, die die Welt regiert’.(33) Dat mogen we horen en weten zonder het ook altijd te zien en te ervaren.

Op grond van het schriftgetuigenis mag en moet gezegd worden dat de ons liefhebbende en rechtvaardigende God ook onze Schepper, ja, de Schepper van hemel en aarde en de Heer der geschiedenis is. Het verbond in Christus met ons gesloten draagt de schepping en is er de binnenzijde van. De herderlijke zorg en de borgstaande liefde, die zichtbaar vruchten dragen in het werk en op de weg van de Messias Jezus, vormen ook het verborgen beginsel in heel het gebeuren onder de hemel. God is daar niet wezenlijk anders God dan Hij het is Christus Jezus, maar ook daar God in de overmacht van zijn barmhartigheid en gerechtigheid.

Want de geschiedenis van Jezus als Heiland en herder is niet maar een bloot incident in een overigens onverschillig en onbarmhartig universum, maar zij is er het binnenste geheim van. De verborgen intrige van al het gebeuren. Zijn weg is de weg en zijn leven is het leven. Dit particuliere is universeel en doorwoont als werkzame liefde alle rangen en standen van de schepping tot in de hoogste hemelen. In de ons in Christus betoonde, exuberante goedheid worden alle dingen goed en kunnen zij niet anders dan meewerken ten goede. Want ‘Hij heeft alles goed gemaakt!’ (Marcus 7:37) , in die ene daad van zijn genadige, reddende toewending. We zijn gezien en gekend, opgericht en gerechtvaardigd. Gods goedgunstigheid constitueert ons bestaan en zij houdt de wereld in stand, zodat deze niet in chaos en ontreddering ten onder gaat. Want (zegt Barth) genade is ‘kein fakultativer Zusatz zur geschöplicher Existenz (des Geschöpfs), sondern ihr festgelegter Grund, ihre schlechterdings wirksame Bedingung’, (96)

Aantoonbaar of ook maar aannemelijk te maken vanuit de levens- en wereldervaringen is dat niet, maar het betekent ook niet dat er aan dit geloof geen ervaringen tegemoet komen en er geen analogieën zouden zijn in de ontmoeting en omgang van mensen met elkaar en met de dingen. Gods barmhartigheid laat zich niet onbetuigd en de belangeloze liefde is ook tussen mensen en in de benadering van de dingen geen volstrekt vergeefse en nutteloze passie. De liefde loont! Zowel in de ondervonden als in de uitgeoefende liefde komt de mens in vrijheid tot zichzelf en komen de dingen tot hun recht Dat leert de ervaring óók. Het heeft dus zin, ook al lijkt het zinloos in een genadeloze en cynische wereld, vanuit de liefde en in de liefde te leven. We mogen niet alleen geloven, maar ook ervaren dat er steeds weer getuigen opstaan van Gods inventieve en daadkrachtige liefde, waarin het gebeuren als het ware gedéfataliseerd wordt en ook dat we niet verstoken zijn van blijken en tekenen van zijn bevrijdende genade. Dat God als een Vader regeert vindt een eerste bevestiging in de trouw en gehoorzaamheid van Gods kinderen. Zijn Rijk komt en de tekenen ervan lichten op mét dat zijn wil geschiedt, ‘gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’.

In het geloof in Gods genadige regime over alle dingen zal de mens, ondanks alle onbegrijpelijkheid en ongerijmdheid, met vertrouwen in het leven staan en zal hij dan ook ‘mit sehr offenen, sehr aufmerksamen, sehr teilnehmenden Augen in die Geschichte blicken’(25). Want dit vertrouwen is geen blind vertrouwen, maar in het kritische licht ons in Christus opgegaan zien we de dingen ook en weet de door God gevangen genomen en bevrijde mens te onderscheiden ‘zwischen Grossem und Kleinem, Wahrheit und Schein, Verheissungen und Gefahren. Er weiss auch zu unterscheiden, wo Warten not tut und wo Eilen, wo Reden und wo Schweigen, wo Handeln und wo Leiden, wo Kampf und wo Frieden. Er vernimmt jeweilen, was die Stunde geschlagen hat und richtet sich danach’(26).

Wakkerheid en waakzaamheid hebben aldus zin, want het geloof in Gods voorzienigheid is niet alleen een geloof afgezien van wat de wereld te zien en te verduren geeft, maar het krijgt daar ook altijd wel iets concreets te zien en te ervaren van Gods heerschappij en Gods weg in het donker van het leven en de wereldgeschiedenis. Iets, ‘Winke und Zeichen’ (26), genoeg om een volgende stap te doen, genoeg om de fiducie in het levensavontuur te voeden en te sterken. Iets en ‘jeweilen’, soms, zo nu en dan, niet eens en voorgoed, want wat ons toevalt aan herkenning van Gods weg en bestuur is als ‘Manna vom Himmel, das nur gesammelt und gegessen, aber nicht aufbewahrt werden, in dessen Besitz sich niemand rühmen oder zur Ruhe begeben kann, mit dem man nur leben kann (27). De tekenen van Gods beleid laten zich niet gebruiken als bouwstenen van een wereldtheorie of een geschiedenisfilosofie, ook al hebben ze, zoals in de organische natuur, onmiskenbaar het karakter van een wel zéér bewonderenswaardig en ‘íntelligent design’! De tekenen en lichtsignalen van het Koninkrijk zijn gerede aanleidingen God te loven en te danken, moed te vatten en met een vrij en vrolijk hart te leven, maar vanuit de incidentele (en in de beschouwing altijd ambivalente) tekenen besluiten tot het Godsbestuur (of een Schepper God) is een ons afgesneden kennisweg. Hier geen conclusies vanuit de ervaring, hoe verheven en verbazingwekkend ook, maar tegelijk mag geloofd en verwacht worden dat Gods ons in zijn Woord geopenbaarde regime ons in natuur en geschiedenis niet volstrekt in het duister doet tasten, maar zich kenbaar maakt en onthult in het geleefde leven. De wereld is bepaald niet zonder meer een spiegel van Gods heerlijkheid en heerschappij, schoon daartoe bestemd, maar zonder afspiegelingen van die heerlijkheid en tekenen van die heerschappij is zij vanuit die bestemming evenmin. Deze haar toekomst werpt haar licht vooruit. In dat licht kan men echter ‘nur leben’, erin wandelen en handelen, zonder in een wereldbeschouwelijk huis te gaan wonen. Hooguit leeft het volk van God wat zijn wereldbeschouwing en levensvisie betreft in tenten, die steeds weer opgebroken moeten worden. We kunnen ook zeggen onder de open hemel van Gods oordeel en genade. Weerloos, maar daarin tegelijk weerbaar (gemaakt) in de kracht van de Geest. Vrij van wereldbeelden en ideologieën, ook al kunnen en hoeven we niet geheel zonder. Maar het hoort tot de vrijheid van het geloof in Gods regering dat we op een gegeven moment en telkens weer onze inzichten en overtuigingen durven loslaten en achterlaten. We overleven ook onze dierbaarste en meest vaste overtuigingen. (En de wereld haar hardnekkigste ideologieën.)

Het woord ‘vrijheid’ is gevallen. Dat is een essentiële notie in een christelijke leer van Gods voorzienigheid. Want deze God beoogt in zijn beleid de vrijheid van zijn kinderen. Zijn providentie heeft met een onverbiddelijk wereldproces of een onafwendbaar noodlot niets gemeen. Onder zijn regering wordt de mens opgericht en vrij gemaakt tot participant in Gods beleid en betrokken in Gods herderlijke en vredestichtende liefde voor al zijn schepselen. Tot berustende lijdzaamheid of stoïcijnse gelatenheid geeft het geloof in Gods voorzienig handelen werkelijk geen aanleiding. Het zogenaamde ‘wereldproces’ is geen gesloten, maar een open proces en onze levensloop staat niet in de sterren geschreven en ligt niet vast in de genen. Bidden heeft zin, onze arbeid en werkzaamheid zijn onder dit regime niet ijdel. We blijven in wonderen geloven, in dingen die niet kunnen (gezien vanuit onze wereldvisie) en daarmee in Gods creativiteit en inventiviteit.

‘Jésu a défatalisé l’histoire’. Het is een onvergetelijk en treffend woord van de ex-communist Roger Garaudy. Bevrijd is de geschiedenis uit haar fataliteit en voorspelbaarheid, maar niet aan zichzelf overgelaten, niet zonder belofte van heil en heerlijkheid. Waakzaamheid en werkzaamheid gaan gelijk op met het geloof in Gods beleid, veel meer dan lijdzaamheid of onverschillig defaitisme ten aanzien van het wereldgebeuren. Eerder verzet dan resignatie.

God regeert, maar niet zonder de inspraak en de interventie van zijn partner.

Pagina's: 1 2 3 4