Het Collegium van de Drij Tongen

logoIdW

 

Waarom anno 2018 aandacht voor de geesteswetenschappen in het onderwijs? Waar zijn die goed voor? Why teach the humanities? What are they good for?

Marilynne Robinson stelt deze vragen centraal in haar nieuwe essaybundel What are we doing here? (Farrar, Straus, NY, 2018). De winnares van de Pulitzer Prize roept de Amerikanen op om hun humanistische traditie – de traditie van denkers als Emerson en Tocqueville – voort te zetten. Haar theologische, politieke en hedendaagse thema’s zijn gericht op herbezinning, – juist in het huidige politieke klimaat. “To remake American political and cultural life as deeply impressed by obligation and as a great theater of heroic generosity, which, despite all, is sometimes palpable still.” ‘Eén ding is duidelijk: het zou ons behoorlijk steunen als we die conceptuele taal konden hervinden die ons doet erkennen dat briljante en virtuoze denkfiguren alleen al om de pure vreugde van hun zelfs wille bestaan, of het nu een gedicht is, of een wetenschappelijke ontdekking, of zelfs het zomaar iets leren wat onbetaalbaar goed voelt om te weten.’ Die twinkelende formulering ‘or just learning something it feels unaccountably good to know’ is een 21e-eeuwse hervatting ook van de taal van het 16e-eeuwse humanisme. Marilynne Robinson – ook al noemt ze de vernieuwers niet – laat de echo horen van de geleerden uit de Gouden Eeuw van Leuven, van Desiderius Erasmus tot en met Justus Lipsius. De eeuw van de ongebreidelde zucht naar kennis. Unaccountably good to know.

De oudste universiteit van de Lage Landen (1425) stichtte in 1517 het Collegie van de Drij Tongen. Een centrum van geleerdheid. Inspiratie opdoen door de studie van de bronnen van christelijke cultuur: ad fontes. De drie klassieke talen: Latijn, Grieks, Hebreeuws. Het Collegie vormde honderden studenten. In de 16e eeuw leidde het een nieuw maatschappelijk kader op: bestuurders, magistraten, handelslieden met een academische vorming, lieden van formaat. Een voorbeeld dat aanspreekt: de grootvader van de jurist Hugo de Groot, die vijf keer burgemeester van Delft was en algemeen bekend stond om zijn beheersing van Latijn, Grieks en Hebreeuws.

Twee studies brengen het Collegium duidelijk in beeld: ‘Het Leuvens Collegium Trilingue. 1517-1797. Erasmus, humanistische onderwijspraktijk en het nieuwe taleninstituut’ (onder redactie van Jan Papy. Leuven, Paris, 2017) en het verhaal van moed, visie en ongekend internationaal succes: Erasmus’ Droom. Pierre van Hecke draagt aan die studies bij met een historische schets van de (christelijke) studie van het Hebreeuws. Als eerste hoogleraar – lezen we – was Matthaeus Adrianus aangesteld, een uit Spanje afkomstige bekeerde Jood. In Leuven kan men het huis waar hij woonde in de Schrijnstraat nog aanwijzen. Het Collegium kocht een bijbele in de Hebreaussche tale geprent in 1518. De schets geeft aan de hand van collegedictaten, lesnota’s, handboeken van professoren, redevoeringen, geannoteerde boeken, en zelfs de inventaris van een boekhandel uit 1543. Die inventaris laat zien dat de kopers – wat betreft Hebreeuwse drukken – een ruime keuze hadden uit een hele reeks grammaticale werken, drie exemplaren van de grammatica van Elia Levita (1469-1549), een Armeens lexicon, het werk van Reuchlin, al met al toont de inventaris een rijk aanbod. Aandacht voor de didaktiek ontbreekt niet. Wie zelf onderwijs in de Hebreeuwse taal geeft, ervaart dat aandacht voor de lesmethode het Collegium met zijn pedagogieën erg dichtbij brengt.

De twee grondige Leuvense studies zijn – als ik het goed heb gezien – nog niet af. Wat wacht is een doordenking van het antisemitisme van Erasmus. Het Nederlandse platform Kerk en Israël heeft op de studiedag van 22 november 2016 daar aandacht voor gevraagd. Hans Jansen heeft over de leidende intellectueel van Europa een essay geschreven: ‘Protest van Erasmus tegen renaissance van Hebreeuwse literatuur’ (Heereveen, 2010). Dr F.L. Neerhoff heeft een voordracht verzorgd en die beschikbaar gesteld op Internet: ‘De Erasmus-mythe’ (2016). Beide onderzoekers dragen belangrijke inzichten en documentatie aan die plaats moeten krijgen in de doorwrochte studie en het brede overzicht van David Nirenberg: ‘Anti-Judaism’ (2013). Die doordenking is noodzakelijk. De voorstelling van haat moeten worden blootgelegd. Om ons te vrijwaren van hernieuwd antisemitisme (H. Oberman).‘unaccountably sad to know’

Andre van Dijk

A. van Dijk is oud-redacteur van In de Waagschaal en verbonden aan het Leerhuis Limburg