Gendervraagstukken – mijn weg

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)In het najaar van 2017 deed het Duitse Bundesverfassungsgericht (enigszins vergelijkbaar met de Hoge Raad) de uitspraak dat ook personen ‘van wie de geslachtsontwikkeling varianten vertoont ten opzichte van een vrouwelijke of mannelijke geslachtsontwikkeling, en die zichzelf niet permanent aan het vrouwelijke of mannelijke geslacht toewijzen’ recht hebben op een eigen geslachtsaanduiding in het register van de burgerlijke stand, een aanduiding die niet vrouwelijk of mannelijk is. Voor deze aanduiding werd het woord ‘divers’ voorgesteld. Twee maanden na dit oordeel organiseerde het Studiecentrum voor Gendervraagstukken van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) een conferentie over interseksualiteit. In de bundel Diverse Identität. Interdisziplinäre Annäherungen an das Phänomen Intersexualität, die een jaar later verscheen, zijn de bijdragen aan deze conferentie verzameld. De redacteuren waren Julia Koll, Gerhard Schreiber en ikzelf – op dat moment gaf ik leiding aan het Studiecentrum voor Gendervraagstukken. In deze publicatie wordt op verschillende plaatsen de theorie beschreven dat geslacht geen binair systeem is, maar een continu spectrum van mogelijkheden. In het voorwoord, ondertekend door Koll, Schreiber en mijzelf, wordt gesteld dat het feit dat sommige mensen niet eenduidig als vrouwelijk of mannelijk kunnen worden gecategoriseerd, geresulteerd heeft in een ‘afscheid van het bipolaire mensbeeld’. Destijds dacht ik dat dit een accurate weergave was van de huidige stand van de biologische wetenschap.

In die tijd was ik verantwoordelijk voor verschillende projecten die nauwelijks tegenstrijdiger hadden kunnen zijn. Aan de ene kant ging het vaak om het verhogen van de kansengelijkheid van vrouwen binnen de kerk, met name wat betreft leidinggevende posities. Aan de andere kant, op een meer theoretisch niveau, ging het dus om een afscheid van een bipolair mensbeeld en het verbreiden van de theorie dat geslacht in feite een continu spectrum is. Maar als ‘man’ en ‘vrouw’ niet langer afgebakende categorieën zijn, is het strikt genomen onzinnig om geslacht-gerelateerde gegevens te verzamelen en daaruit bijvoorbeeld een relatief aandeel vrouwen te berekenen.

In 2019 verliet ik het Studiecentrum voor Gendervraagstukken en werd universiteitspredikant in Heidelberg. Een jaar later maakte de EKD bekend dat het reglement van de afdeling Kansengelijkheid, waartoe het Studiecentrum voor Gendervraagstukken behoort, op enkele punten aangepast was ‘in het licht van nieuwe bevindingen over gender’. In het nieuwe reglement is het woord geslacht vervangen door geslachtsidentiteit, ofwel: genderidentiteit. Bij alle projecten rondom kansengelijkheid gaat het nu dus niet meer om vrouwen en mannen in de fysieke, biologische zin van het woord maar om hun zelf waargenomen identiteit. Dit maakt een vergelijking met de tot dan toe verzamelde statistische gegevens onmogelijk. Of bijvoorbeeld het aantal vrouwen op leidinggevende posities binnen de kerk is toe- of afgenomen ten opzichte van vóór 2020, kan feitelijk niet meer worden vastgesteld. Vrouw is nu wie zich vrouw voelt.

Weer een jaar later, in 2021, gaf ik op een studiedag aan de universiteit van Heidelberg rond het thema ‘queer’ een workshop met als titel ‘Waarom we de termen man en vrouw moeten relativeren, maar niet kunnen opgeven’. Aan het einde van de workshop sprak ik over zwangerschap en borstvoeding als een specifiek vrouwelijke realiteit, die benoemd moet kunnen worden om maatregelen te kunnen treffen op het gebied van werk en kansengelijkheid. Tijdens de workshop werd ik door een deelnemer vermaand, dat ik in de context van zwangerschap uitsluitend over vrouwen sprak. Ik zou het moeten hebben over ‘zwangere mensen’. Dat heb ik toen gedaan, maar achteraf bezien was dit mijn definitieve peak-moment. Vooral toen de organisatie van de studiedag zich een paar dagen later achter de inmiddels schriftelijk binnengekomen klacht schaarde, waarin stond dat ik in mijn workshop een ‘latent transvijandig narratief’ gebezigd had. De theorie over het biologisch geslacht als een spectrum, de implementatie van genderidentiteit in plaats van geslacht als officiële categorie, en daarmee verbonden de idee van de transgenderbeweging dat geslacht veranderbaar is, zorgen er gezamenlijk voor dat het woord vrouw langzaam maar zeker verdwijnt. En daarmee dat vrouwen zelf (weer) onzichtbaar worden. Met het oog op een aankomende publicatie, een bundel opstellen over het genderthema (Geschlecht und Kirche, 2022), nam ik mij voor hier op geen enkele manier meer aan mee te willen werken. Bij alle progressiviteit was voor mij de maat vol. Dit raakte mij existentieel. (Nadat ik met deze positie naar buiten kwam, ontstond er een groot conflict met studenten. Enkele maanden later ben ik teruggetreden uit mijn ambt als universiteitspredikant in Heidelberg. Docent aan de theologische faculteit ben ik gebleven. Een poging van studenten om mijn colleges te verbieden, mislukte.)

Wat betreft de bundel opstellen die ik ging publiceren, zat ik nu met de volgende vraag: Was het met het oog op de moderne biologie überhaupt nog mogelijk om wetenschappelijk verantwoord over zwangerschap te schrijven als een specifiek vrouwelijke levenswerkelijkheid? Met deze vraag in mijn achterhoofd onderzocht ik de huidige handboeken over biologie en seksuologie. Het is nog te zwak uitgedrukt om te zeggen dat de schellen van mijn ogen vielen. Nergens werd de geslacht-als-spectrum-theorie beschreven. In geen enkel leerboek werd het zeer zeldzame fenomeen van interseksualiteit gebruikt als argument tegen een bipolair-dichotoom geslachtssysteem. Mensen met het intersekssyndroom dragen kenmerken van beide geslachten. Er is een onbetwiste consensus dat de geslachts-specifieke verschillen tussen vrouwen en mannen te vinden zijn in die gebieden van het menselijk lichaam die direct gerelateerd zijn aan biologische voortplanting: alleen vrouwen menstrueren, dragen kinderen, baren en geven borstvoeding, terwijl alleen mannen kinderen kunnen verwekken. De verschillen in voortplanting tussen vrouwen en mannen culmineren uiteindelijk in de absolute binariteit van hun gameten (geslachtscellen). Er zijn geen overgangen of mengvormen tussen grote vrouwelijke gameten (eicellen) en kleine mannelijke gameten (zaadcellen). Voor dit onderscheid is het niet van belang of het lichaam daadwerkelijk functionerende eicellen of zaadcellen produceren zal, produceert of geproduceerd heeft. Het gaat erom dat het lichaam op de productie van deze cellen is aangelegd, en er dus (minstens) eierstokweefsel of zaadbalweefsel aanwezig is.

Als dit verrassend genoeg consensus is binnen de biologie, rijst de vraag naar welke bronnen het boek Diverse Identität voor wat betreft de geslacht-als-spectrum-theorie verwijst. Bij nader inzien bleek dat deze theorie de heersende visie op het biologisch geslacht is binnen het vakgebied genderstudies, maar niet in de biologie zelf. Dit hadden mijn mederedacteuren en ik er op zijn minst aan moeten toevoegen, voordat we het boek de wereld in stuurden. Na een voorzichtige start heeft het inmiddels veel invloed binnen de Duitse kerken. Af en toe word ik met mijn eigen boek om de oren geslagen. Dat lijkt grappiger dan het is.

Waar gaat het mij om? Natuurlijk kun je als kerk besluiten dat je goede gronden hebt om het idee van geslacht als spectrum van in elkaar overlopende schakeringen te prefereren boven de visie op geslacht als binair systeem. Wel is het zo dat de Bijbelse theologie zelf ook een materieel en binair geslachtsbegrip kent, en dit in de scheppingsverhalen – nota bene net als de biologie – verbindt met de verschillende functies bij de seksuele voortplanting. Dan nóg zou je natuurlijk kunnen zeggen, dat dit een verouderd wereldbeeld is en dat we tegenwoordig meer weten, bijvoorbeeld ook over mensen die zich transgender noemen. Zelf heb ik lange tijd zo gedacht. Inmiddels zie ik scherper de reële gevolgen van deze manier van denken voor vrouwen en meisjes. Op dat peak-moment in 2021 zijn veel andere momenten van ergernis, schrik en zelfs ontzetting gevolgd. Bijvoorbeeld wanneer ik bij Martina Navratilova berichten lees op X over weer een winnaar met een mannelijk lichaam van een sportwedstrijd voor vrouwen. Of over de gevoelens van door mannelijk geweld getraumatiseerde vrouwen in opvangcentra, die hun ruimtes moeten delen met een persoon van het mannelijk geslacht. Of over jonge vrouwen, die als kind en puber met hun geslacht worstelden, maar uiteindelijk autistisch bleken of lesbisch[1] (of in algemenere zin problemen hadden met de acceptatie van hun lichaam[2]), en na hun medische transitie kampen met levenslange gevolgen als bijvoorbeeld onvruchtbaarheid of botontkalking. Dit laatste geldt natuurlijk ook voor mannen en jongens, hoewel er veel meer meisjes op de wachtlijsten van de genderpoli’s staan dan jongens. Nederland is (samen met Duitsland) één van de laatste landen waar bij minderjarigen een zogenoemde ‘transaffirmatieve’ aanpak, met de mogelijkheid van puberteitsremmers en cross-sekse hormonen, nog standaard is – Frankrijk, Engeland en de Scandinavische landen verkiezen tegenwoordig een therapeutische aanpak. De redenen hiervoor zijn twijfels en gebrek aan bewijs dat de transaffirmatieve aanpak bij minderjarigen daadwerkelijk een verbetering van het psychische welbevinden bewerkt. De Deense (links-liberale) regering gaf hierover onlangs een persconferentie en maakte bij die gelegenheid ook duidelijk dat er maar twee geslachten zijn. Scandinavië loopt vaker voorop en ik hoop nu ook.

Naschrift: Dit artikel gaat voor een groot deel terug op een publicatie in het Duitse predikantenblad, dat weer teruggaat op een lezing aan de universiteit van Göttingen in de herfst van 2022. De ruimte waar de lezing plaatsvond hing vol met spandoeken en transgender-vlaggen. Tijdens mijn betoog werd ik uitgemaakt voor nazi. Steeds onderbroken door het lawaai van studenten die met vuisten op de banken roffelden, kon ik mijn lezing maar met moeite afmaken. Aanwezige (mannelijke) hoogleraren verklaarden zich solidair met het studentenprotest en distantieerden zich van mijn ‘ouderwetse en achterhaalde’ zienswijze. Enkele docentes kwamen na afloop naar mij toe. Samen stonden we in een hoekje van de zaal. Een oudere vrouw pakte mijn hand.

Jantine Nierop

Jantine Nierop, ‘Geschlecht und Gender in der Kirche. Differenzierungsversuche in Glauben, Liebe, Hoffnung’, in: Deutsches Pfarrerblatt 3/2023 (voor meer uitvoerige argumentatie en verwijzingen naar alle gebruikte bronnen)

[1] Hanna Barnes, Time to Think: The Inside Story of the Collapse of the Tavistock’s Gender Service for Children, Swift Press (UK), 2023

[2] Alexander Korte & Gisela Gille, ‘Wahlverwandtschaften? Trans-Identifizierung und Anorexia nervosa als maladaptive Lösungsversuche für Entwicklungskonflikte in der weiblichen Adoleszenz’, in: Sexuologie 30, 3-4 (2023), 105-122

In de waagschaal, nr. 4, 30 maart 2024