Futurisme en modernisme: de wereld als machine

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)

Futurisme zou in de theologie verwijzen naar de idee dat veel profetieën over de ondergang van de wereld nog uit moeten komen. Maar de term verwijst vooral naar een stroming in literatuur, beeldende kunst en architectuur die zo’n honderd jaar geleden in Italië opkwam. Een stroming met radicale denkbeelden, een beweging bestempeld als artistieke avant garde, maar ook als wegbereider van het fascisme. Vorig jaar organiseerde Museum Kröller-Müller een tentoonstelling gewijd aan de futuristen, niet met schilderijen uit eigen bezit, want mevrouw Kröller-Müller had niet staan springen om materiaal aan te schaffen van dergelijke kunstenaars, niet háár spiritualiteit. Het museum heeft haar collectie nu aangevuld. Maar wat behelsde deze stroming? En hebben we ervan – ondanks de kritische stellingname die zij vanwege hun politieke voorkeur ontmoette – niet meer overgenomen dan we denken?

 

Marinetti

Als eerste valt de naam Filippo Tommaso Marinetti (1876 – 1944), Italiaan, maar opgegroeid in Egypte en woonachtig in Parijs tussen de kunstenaars toen hij in 1909 zijn Futuristisch Manifest het licht deed zien. Marinetti verheerlijkte technologie, snelheid, lawaai, de jeugd én oorlog als de “enige hygiëne van de wereld”, maar ook patriottisme, de “verwoestende gebaren van het anarchisme en de minachting voor de vrouw”. Het futurisme was idolaat van de machine, die het nieuwe wereldbeeld zou bepalen. Auto en vliegtuig waren inspirerende symbolen. Niet alleen het rijden in de auto was een sensatie, wél een lekkere botsing. De klassieke cultuur moest worden vernietigd, de historie uitgebannen. Wég met bibliotheken en musea, met professoren en archeologen, met de ‘goede smaak’ van de burgerij. Steden, typerend voor de traditionele Italiaanse cultuur – Rome, Florence en Venetië – waren etterende zweren, nog slechts levend van toerisme – ook toen al! De nieuwe, toekomstige stad zou een bolwerk zijn van technologie. En die zou zich voortdurend veranderen, want het futurisme hield van permanente vernietiging.

En natuurlijk, de macht van de bestaande politiek, Rooms-Katholieke kerk en Vaticaan moest worden gebroken, wat niet wegneemt dat in de manifesten van Marinetti geregeld bijbelse motieven doorschemeren. De toekomst moest in handen zijn van de kunstenaar! Marinetti pleitte voor individueel anarchisme, voor egomania, en wist zich beïnvloed door de filosofen Max Stirner (De enkeling en zijn eigendom), Friedrich Nietzsche (Übermensch, Der Wille zur Macht) en Henri Bergson, wiens idee van élan vital wees op voortdurende dynamiek, voor Marinetti een basiscategorie van de werkelijkheid.

In de letterkunde moesten traditionele grammatica en stijlen, zoals de klassieken die ons hadden geleerd, worden uitgebannen; schilderkunst zou niet langer worden gekenmerkt door een synthetische compositie, wel allerlei botsende fragmenten. Kubistische schilderijen gingen met hun geometrie in de goede richting, maar moesten nog wel in beweging komen. Voortaan zou een stilleven van vier appels op een schaal niet langer inspiratie bieden, wél de afbeelding van een mitrailleur.

 

Sant’Elia

Wat was het alternatief voor steden als Rome, Florence en Venetië? Marinetti meende de futuristische stad aan te treffen in de schetsen die architect Antonio Sant’Elia had gemaakt van de La Cittá Nuova (1914): de stad als een kolossale machinerie, een stad van “voortdurende beweging en verandering, die telkens werd afgebroken en weer opgebouwd”, want iedere generatie moest zijn eigen huizen kunnen bouwen. Elk gebouw was een machine, “met liften die langs de gevels als slangen van glas en ijzer omhoogschoten”. Huizen verrezen langs de rand van een afgrijselijke diepte: “De straten moeten niet als deurmatten voor een drempel liggen, maar in verdiepingen de grond induiken en het verkeer opvangen van de metropolis die verbonden is door smalle ijzeren loopgangen en razendsnelle transportbanden” (Tod/Wheeler, Utopia, 1979).

Leverde het manifest voor futuristische bouwkunst naast toekomstbeelden concrete gebouwen op? Het immense Lingottogebouw in Turijn, gebouwd in 1923 als FIAT-fabriek, nu in gebruik als centrum voor kunst, cultuur en onderwijs en als congres- en winkelcentrum, geldt als voorbeeld van futuristische architectuur. Op het dak bevindt zich een testbaan voor auto’s.

 

Natuur

Het futurisme gaf de voorkeur aan de lineaire tijd, en die steeds doorbroken door catastrofes, niet de cyclische tijd van de natuur. De mythe van Pan moest worden vervangen door die van Prometheus. In Marinetti’s roman Mafarka il Futurista baant de hoofdpersoon zich in de buik van een walvis een weg naar een grote ondergrondse kamer waarin de diepzee zich bevindt binnen de transparante wanden van een immens aquarium. De zee is technisch ‘ingepakt’. Ook komen we de cyborg tegen, het wezen half mens, half machine.

Toch zijn er verschillende interpretaties hoe de futuristen over de natuur dachten. Terwijl een eerste zegt dat de natuur er was om door de mens te worden veroverd en geëxploiteerd, vervangen moest worden door de werkelijkheid van machine en techniek, meent een andere dat de futuristen juist toenadering zochten tot de natuur, met name tot het ‘niet-menselijke dier’. Daarbij zou de techniek bemiddelen, er zou een nieuwe biologische hiërarchie ontstaan, een nieuwe fusie van natuur en technologie, waarbij de mens zijn antropocentrisme zou verlaten.

 

Modernisme

Op de tentoonstelling in Otterloo hingen naast de schetsen van Sant’Elia het ontwerp van een ‘moderne stad’ van Le Corbusier uit 1922. Deze architect was een belangrijk vertegenwoordiger van het zogenaamde functioneel modernisme in architectuur en stedenbouw, een stroming verantwoordelijk voor vele moderne stedelijke ingrepen, naoorlogse stadsuitbreidingen en industriële woningbouwarchitectuur. Niet de vorm van de stad moest prevaleren, wel haar functie. Ook deze stroming stond niet te juichen over de stad van het verleden. De bestaande stad was immers verre van rationeel, eerder uitdrukking van een chaotische wildgroei van onsamenhangende ingrepen. In elk geval mocht deze stad het ontwerp van de toekomstige stad niet belemmeren, dus: weg ermee, tabula rasa, zoals architectuurtheoreticus Andrew Benjamin stelt: een metafysica van vernietiging, het verleden uitwissen, zodat een efficiënt bouwterrein ontstond.

Zoals bij de futuristen was de machine voor het functioneel modernisme inspiratiebron. Le Corbusier beschouwde de auto, het vliegtuig en het lijnschip als symbolen van een nieuw tijdperk. De stad zélf werd gezien als een machine, de stedenbouwer was een machinebouwer. Je gooide de mens in die machine en hij kwam er gelukkiger, welvarender én gezonder uit. Industriële productietechnieken, zoals Fordisme en Taylorisme, moesten bij stadsontwikkeling worden nagevolgd. Zoals de lopende band productieprocessen uiteenlegde, moest dat in de stad ook gebeuren. Zo werd de stad een machinerie van vier op zichzelf staande functies, elk met hun eigen ruimte: wonen, werken, recreatie en verkeer. Standaardisatie van woningbouw moest industriële bouwproductie mogelijk maken: woningen zouden als Fords uit de fabriek komen. Er moest een open stadsbeeld worden gecreëerd: licht, lucht en ruimte voor de gezondheid van de mens. Maar Le Corbusier, bevriend met een eugeneticus, ging iets verder: hij beschouwde zijn appartementsgebouwen als broedmachines voor een nieuwe mens. En van die laatste moesten er veel exemplaren komen, want de eerste wereldoorlog had zijn slachtoffers geëist. Zoals we oorlogsmateriaal konden produceren, konden we dat ook met mensen.

Ook de doorzonwoning, nu als curiositeit uit de jaren vijftig herbouwd in het Openluchtmuseum in Arnhem, waar de mens optimaal de zon op kon vangen, was een gezondheidsmachine. Binnen die woning had zich intussen de mechanisatie van het huishouden voltrokken. Architect Ernst May had begin twintigste eeuw al de rol van de elektriciteit bejubeld: dat was een soort dienstbode die het water kookte. En ze deed meer: stofzuigen, wassen en strijken, zelfs scheren toen Philips de philishave uitvond. Werd zelfs de natuurlijk de zon van de doorzonwoning overbodig, toen deze kon worden vervangen door hoogtezon en solarium?

 

Machine als substituut

Zeker is er verwantschap tussen futurisme en functioneel modernisme, met beide de machine als leidende metafoor. Maar het functioneel modernisme hield vast aan een operationele, rationele interpretatie, terwijl het futurisme zich kenmerkte door radicale romantiek. Is de moderne stedenbouw in dat opzicht een verzwakt futurisme of het futurisme – achteraf – een doorgeslagen modernisme? Hoe dan ook, architectuurhistoricus en techniekfilosoof Lewis Mumford constateerde in 1947 in Techniek en civilisatie dat de machine de substituut was geworden voor de christelijke idealen van genade en verlossing. “De machine verscheen als de nieuwe demiurg die een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zou scheppen: of op zijn minst als een nieuwe Mozes, die de barbaarse mensheid naar het Beloofde Land zou leiden.”

Misschien moeten we inzien dat het futurisme in onze cultuur sterker aanwezig is dan we vermoeden, nu niet meer alleen als mechanisering, ook als digitalisering. Sociologen wijzen erop hoe onze moderne maatschappij behept is met een ‘obsessie voor snelheid’. En dan niet alleen als fascinatie bij bezoekers van autoraces in Zandvoort, of bij hen die pleiten voor 130 km per uur, maar versnelling als permanente ontwikkeling. Ook nu moet het internet nóg sneller en sneller. Tegelijk was creatieve destructie hét ontwikkelingsprincipe van de economie (Schumpeter). En dan de sensatie van lawaai: niet alleen in het geronk in Zandvoort, maar ook bij techno- en house-dansfestijnen. Het transhumanisme wil door middel van de technologie de evolutie bijsturen en een nieuwe mens doen ontstaan. Of zijn we intussen, met continu die Iphone in onze handen, al in cyborgs veranderd? En hebben we onze natuur niet grotendeels gemechaniseerd? Technologisch geframed? Als we worden meegenomen naar een ‘boerderij’, zien we vooral machinale bouwwerken waaruit alleen koppen en achterwerken van koeien steken. Om onze steden te helpen tegen hittestress worden bomen geplant op balkons. Om maar niet te spreken van geo-engineering: machinerieën en technologieën om ons klimaat te veranderen. En sommige theologen vinden dat er met oorlog en aanslagen, zoals op de Twin Towers, ‘tenminste iets gebeurt’ (zie IdW, januari 2022).

 

Kees Doevendans

 

In de Waagschaal, nr. 11, 9 november 2024