Bij de vijftigste sterfdag van Dr. O. Noordmans

logo-idW-oud

 

BIJ DE VIJFTIGSTE STERFDAG VAN DR. O. NOORDMANS

Een halve eeuw geleden, op zondagmorgen 5 februari 1956, overleed dr. Oepke Noordmans na een lang leven, een leven dat hij beminde. Hij zei wat men van een oude man in de schaduw van de dood niet direct zou verwachten: ‘Ik zal mijn leven toch zo duur mogelijk verkopen’. Ook zei hij: ‘Ieder mens, die nog bij z’n verstand is, moest met de mond halfopen staan voor het aangezicht van het leven’. K.H. Miskotte schreef na zijn overlijden in een aan hem gewijd artikel in dit blad (XI, 21), dat Noordmans almeer de dood haatte ‘als Gods vijand en als de macht, die verwarring sticht in elk hart, dat geen stand houdt in het gebed om waarlijk, tot de laatste dag, te leven. Hij wees het af, veel te spreken over iets waarin wij geen gestalte zien, geen openbare zin. “Laat ons niet in het weke gaan, maar dicht bij het leven van de eeuwige dingen blijven, want de eeuwigheid is sterk, die is van staal”’ De laatste woorden in het citaat zijn van Noordmans, die volgens Miskotte ‘ons wel eens kon bevreemden in zijn zekerheden aangaande de laatste dingen achter de dood’. Over de ‘bevreemding’ van Miskotte kunnen we lezen in de brieven n..a.v. een meditatie over Psalm 24 in de bundel Gods poorten.

In de laatste periode van zijn leven heeft Noordmans veel geschreven voor In de Waagschaal, meditaties en artikelen, in een eenvoudige en tegelijk geladen taal met grote zeggingskracht, een taal die beklijft en nieuw blijft. Het laatste artikel, ‘God op straat?’ verscheen in 1954, jrg. 9, p. 201. Dat ging over het voorstel om het processieverbod op te heffen. In dat artikel komt deze zin voor: ‘Wanneer wij gehoor zouden geven aan degenen die ons zouden willen overhalen om, op grond van wat ik de kleine, liberaliserende, moraliserende en redenerende tolerantie zou willen noemen, op dit terrein toe te geven, dan zouden wij medewerken aan de afbraak van de grote, scheppende verdraagzaamheid Gods, waarmee Hij op de straat verkeert’. Met enige variatie kunnen we deze zin in onze tijd meermalen herhalen.

Bijna alles wat Noordmans heeft geschreven, ligt opgeslagen in de Verzamelde Werken, 10 delen en elf boeken, want het brievendeel vergde twee boeken. Vijftig jaren na zijn dood is er van zijn werk meer bekend dan tijdens zijn leven. Ik herinner me een meditatie (of artikel) in een vergeeld kerkblad. Midden in het stuk stond een advertentie voor pinkpillen ten behoeve van aamborstige jongedochters. Er stond een vage afbeelding bij van zulk een jongedochter. De advertentie is totaal verouderd, het geschrevene is echt modern en is bewaard gebleven.

Noordmans verkeerde met kerkvaders en hervormers, maar niet met hen alleen. Hij kende ook de grote schrijvers uit de wereldliteratuur en schreef over hen. Door de goede zorgen van zijn zoon Johan weten we van welke schrijvers hij de (vaak volledige) werken bezat.

Noordmans was werkelijk een modern mens, met aandacht volgend wat er in zijn tijd gebeurde, naar zijn tijdgenoten luisterend en hen kennend, beter dan zij zichzelf kenden. J.J. Buskes wijdde in zijn Hoera voor het leven (1959) een hoofdstuk aan Noordmans. Dit hoofdstuk eindigt met de woorden: ‘Het meubilair, dat hij ons als erfenis heeft nagelaten, is moderner, stijlvoller en bijbelser dan de meubeltjes, waarmee velen tegenwoordig het huis van onze kerk en theologie willen aankleden’. Wat hier gezegd wordt, lijkt me nog altijd te gelden. Buskes gaf enige persoonlijke herinneringen. Een van de herinneringen was een kerkgang in Laren tijdens de vakantie van Buskes in Lochem. Met die herinnering tekende Buskes Noordmans ten voeten uit. Het was 1939, kort voor de wereldoorlog. De tekst was uit I Cor. 15: ‘Hij moet als koning heersen totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten zal gelegd hebben, de laatste vijand, die teniet gedaan wordt, is de dood’. Volgens Buskes was de preek door en door actueel. Het was een preken onder het dak van de hemel: ‘een getuigenis over die éne geweldige en te vrezen vijand en die éne, enige en eeuwige Koning (…) De vingerafdrukken van de dood staan op alles. Er is niets dat hij niet aanroert en er is niemand die hem ontkomt. Hij is sinds 1914 al machtiger en groter en dikker geworden. De koningen zijn sinds die tijd al kleiner geworden (…) Het komt er op aan, dat wij de Koning kennen, de Koning der vertroosting, gezeten aan Gods rechterhand. Hij heeft de dood overwonnen, maar dat zien wij zo niet, van Hem staan er geen vingerafdrukken op alles. Dat de Koning de Overwinnaar is en zijn zal, moet ons gezegd worden dwars door alles heen en daar is de kerk voor…’ ‘Het was’, zo schreef Buskes, ‘alles tot het uiterste sober en stijlvol. De kerk van het Gereformeerd Protestantisme en de kerk voor de moderne mens’.

Op de donderdag na de zondag van zijn overlijden werd Noordmans begraven na een lange tocht van Lunteren, waar hij de laatste tien jaar woonde, naar Laren in de Achterhoek, de gemeente die hij het laatst en het langst had gediend. Voorganger in de dienst was ds. Zeydner uit Rotterdam, een man die de liturgie niet schuwde. De preektekst was Jeremia 9 vs 23v: ‘Een wijze beroemde zich niet in zijn wijsheid … maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat en Mij kent, dat Ik de Here ben doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde; want in zodanigen heb Ik behagen luidt het woord des Heren’.

In zijn artikel schreef Miskotte over het wonderlijke dat juist de afwezigheid zo ingrijpend kan zijn voor ons besef, hoewel de overledene niet meer ingreep in het ‘land der levenden’. En hij maakte gewag van het feit dat na de ernstige operatie zes jaar geleden, Noordmans ‘bij het wankelen der schalen van dood en leven, het leven opnieuw (heeft) ontvangen en vanuit zijn kamer, ook wel vanaf zijn bed, vooral voor òns, lezers van In de Waagschaal, heeft geschreven…’ Om te lezen wat hij heeft geschreven, behoeven we niet de oude nummers van IdW te raadplegen. Het staat allemaal in de Verzamelde Werken.

M.G.L. den Boer