De Duitse kerkstrijd

[Begin van de kerkstrijd]

De Duitse kerkstrijd begon niet fraai. Hij begon met een zware nederlaag voor de kerk, hij begon daarmee dat de kerk door het nationaalsocialisme onder de voet gelopen werd. Dat overkwam niet alleen de kerk. Ook de Duitse partijen – alle 35 behalve één! –, ook de Duitse universiteit, de Duitse scholen, het Duitse rechtssysteem, de Duitse kunst, de Duitse pers en de Duitse literatuur en cultuur, ze werden allemaal onder de voet gelopen! Men heeft daar gewoonlijk een ander woord voor gebruikt, dat aan het technisch taalgebruik ontleend was, men zei: gelijkgeschakeld! En dat betekende: veranderd in een instrument, dat gedwee dienst deed onder het nationaalsocialistische regime. Zo is het ook de kerk vergaan. De kerk en de wereld hebben elkaar niets te verwijten. Het hoeft ons niet te verbazen, dat werkelijk ook de kerk onder de voet gelopen en aangepast werd. Er rijpten in deze tijd allerhande merkwaardige vruchten. De nationaalsocialistische partij verkondigde op hoge toon dat zij het ware, het positieve Christendom vertegenwoordigde. ‘Gemeenschappelijk belang komt vóór eigenbelang!’[4] En niet slechts honderden, niet slechts duizenden, maar miljoenen Duitse christenen luisterden naar deze boodschap. En omdat zij de Bijbel niet paraat hadden, en omdat het toch een mooie leus was, wilden zij zich deze leus van het nationaalsocialisme ook eigen maken. Hitler had succes. En de christenen in de kerk zeiden: ‘Waar succes is daar moet God ook zeker zijn.’ En dus besloten ze de god die dit succes bewerkt had – god Adolf Hitler dus – te volgen. Bovendien verstond het nationaalsocialisme de kunst om grote delen van het Duitse volk in die eerste jaren een heel nieuw levensgevoel te laten opsnuiven. En de christenen in de kerk merkten dat ook en zeiden: ‘Wat wij in 1933 meegemaakt hebben, wat kan dat anders zijn dan een openbaring, een openbaring van God?! Laten we dus de kerk tot een kerk van het nationaalsocialisme maken!’ Degenen die zo redeneerden werden voornamelijk vertegenwoordigd door een partij, die in de kerk gevormd werd onder de naam: Duitse Christenen. Maar in die [eerste] maanden [van 1933] wezen de neuzen zo’n beetje allemaal die kant uit. Ik denk met afgrijzen aan die tijd terug. Je zag daar mensen die je voor wijs had gehouden onnozel worden en, wat men noemt: ‘karakters’, werden slappe vaatdoeken. Je zag en hoorde professoren en predikanten, maar ook bisschoppen, priesters en monniken over de nieuwe leuzen van bloed en ras raaskallen en wie er niet aan mee deed moest zich toen wel in alle ernst afvragen: ben ik nu zo dom of ben ik zo slecht dat ik dit niet kan meemaken? Geweldige propaganda – en waar dat nog niet genoeg was hielp het geweld een handje mee. Men kwam tot de ontdekking dat er een Rijkskerk moest komen, met een Rijksbisschop aan het hoofd. Een oude vriend van Hitler, een predikant, wilde dat ambt wel vervullen.[5] Hij heeft niet veel gepresteerd, maar daarentegen wel zichzelf royaal geblameerd.[6] Er werd een generale synode gekozen op de manier waarop tegenwoordig in Duitsland ‘gekozen’ wordt, kortom, er was een heel verbazingwekkende nieuwe kerk in aantocht, een kerk van de Duitse mens, een kerk waarin deze mens zichzelf aanbidt en zichzelf verkondigt. Hoe was dat mogelijk? Omdat de mensen vanuit het liberalisme kwamen, omdat zij zoveel heren hadden, of niet één, daarom vielen ze, nu ook in de kerk, ook in deze liberale kerk, in handen van die ene die de kunst verstond zich als heer op te werpen. Zo gaat het eraan toe, wanneer het liberalisme rijp wordt en in zijn natuurlijke tegenhanger omslaat. Zo vergaat het een kerk die maar al te zeer gelijk geworden is aan de wereld.

De Duitse kerkstrijd kreeg na deze eerste overwinning van het nationaalsocialisme een verbazingwekkend vervolg. Het was al in de herfst van 1933 dat zich langzamerhand door heel Duitsland, in alle kringen die op de één of andere manier met hart en ziel bij de kerk betrokken waren, tekenen vertoonden dat de roes uit is, er komt een ontwaken en de ontnuchtering voor in de plaats, de nederlaag is geweest, er is nu verzet. Verzet is zo’n gewone en voor de hand liggende aangelegenheid. En toch was het helemaal niet zo gewoon. Ik herinner mij nog als de dag van gisteren, hoe ik een lezing in Berlijn moest houden en op het hoogtepunt van deze lezing heb ik – zonder een speciale bedoeling – dit ene woord ‘Verzet!’ uitgesproken, en geheel tegen mijn verwachting in vond dit woord een enorme weerklank, zodat ik mijn lezing een paar minuten moest onderbreken.[7] Verzet! Stelt u zich in eerste instantie niet iets heel groots bij voor. Het was eigenlijk alleen maar dit, dat men in brede kring er plotseling van overtuigd was: Zo kan het niet verder. Het mag niet zover komen dat de kerk deze verandering ondergaat, dat de kerk werkelijk kerk van de Duitse mens wordt. U vraagt: Hoe kwam dat zo? Waarom opeens verzet? Ik zou graag een paar verklaringen van dit verzet langslopen die ook onder ons vaak gehoord worden.

Men pleegt wel te zeggen: in de kerk vinden de politieke malcontenten elkaar. Daar waren opeens de oude sociaaldemocraten en de Duits-nationalen weer die in deze vermomming hun protest naar buiten brachten. Ik kan alleen maar zeggen: Nee, dat was niet zo. Het was – in ieder geval toen – zo dat diegenen die betrokken waren bij dit kerkelijk verzet, in politieke zin nog altijd in het goede van het nationaalsocialisme geloofden.[8] De verzetsbeweging is niet uit de politieke oppositie ontstaan, al laat zich ook niet ontkennen dat dat later niet meer zuiver te onderscheiden viel en dat het lastig zou zijn om precies te zeggen waar vandaag het verschil ligt. Het ontstaan kan in geen geval vanuit politiek perspectief verklaard worden.

Men heeft in de tweede plaats vaak gezegd: het waren ongedurige mensen, die zich niet wilden voegen in de nieuwe ordening. Ik kan u zeggen dat er in Duitsland heel weinig ongedurige mensen zijn. De Duitser is van nature geneigd stram in de houding te staan en deze eigenschap heb ik over het algemeen ook bij mijn vrienden in de Duitse kerk waargenomen. Dit verzet laat zich werkelijk ook niet terugvoeren tot alleen maar onrust, ontevredenheid en gezeur.

En een derde verklaring klopt al evenmin. Men heeft vaak gezegd: het kerkelijk instituut – en religie überhaupt – heeft een conservatief karakter, de machten van het verleden zijn tegen het nieuwe in het geweer gekomen. Dan kan ik alleen maar zeggen: op die plaatsen waar men in de Duitse kerk alleen maar conservatief, waar men ‘orthodox’ was, daar is het juist niet tot verzet gekomen. Deze vrienden van het verleden zaten ontevreden in de hoek, zonder dat er van hen kracht tot verzet uitging.

Het verzet dat de kop opstak was alleen maar daar echt en sterk, waar het zich niet alleen tegen deze toevallige tegenstander van dat ogenblik, dus tegen het nationaalsocialisme en de bijbehorende terreur, richtte, maar waar het berustte op de erkenning dat de hele wereld van de moderne mens in geding was, dus ook het liberalisme. Alleen daar kwam het tot echt sterk verzet waar het inzicht ingang vond, de eenvoudige erkenning, dat de mens niet goed is en de mens daarom niet zijn eigen heer kan zijn. Maar de mens heeft een Heer. Een Heer, naast wie er geen andere heer kan zijn.[9] Maar dat gebeurde alleen maar daar – hoe kon het ook anders? – waar het oude boek van de kerk, de Bijbel, weer openging en gelezen werd naar zijn oorspronkelijke bedoeling, waar dus de ‘virtuele Heer’ op een vreemde, zeer onverwachte manier zijn recht weer liet gelden. Dat dit gebeurd is, dat men hiervan weet, dat het waar is en dat het geldt, ook in het Derde Rijk, dat was en is de inhoud van de belijdenis van de zogenaamde Belijdeniskerk.[10]

Pagina's: 1 2 3 4 5 6