Onze Vader: afsluiting

logoIdW

 

ONZE VADER: AFSLUITING

Doxologie

Over de woorden “want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid,” al dan niet gevolgd door “Amen”, waarmee het Onze Vader wordt besloten, kunnen wij kort zijn. Deze zin komt in de oudere handschriften niet voor. Hij duikt, met kleine varianten, pas op in de 5e eeuw. Ook de Vulgata, en daarmee de gehele rooms-katholieke traditie, heeft deze woorden niet. De Didache (8: 2) heeft ze wel, maar gebaseerd op slechts één handschrift, uit de 11e eeuw, een handschrift waarvan de tekst bovendien in de loop der eeuwen herhaaldelijk is bewerkt.

De woorden vormen kennelijk een later toegevoegde liturgische afsluiting van het Onze Vader. Die heeft de vorm van een doxologie (lofprijzing) en is waarschijnlijk ontleend aan het gebed van David uit 1 Kron. 29: 11-13. Over de vertaling bestaan geen problemen.

De meeste moderne vertalingen plaatsen de tekst tussen haakjes of laten hem helemaal weg. Wanneer het een uitgave is voor gebruik in de eredienst, heeft het zin de doxologie, als onderdeel van de liturgie, af te drukken. Maar deze woorden zijn geen deel van de in de bijbel overgeleverde tekst van het Onze Vader. In een Bijbelvertaling behoren ze dus, zonder commentaar en als integraal deel van de tekst, niet voor te komen.

Tenslotte: vertaalproblemen

In de voorafgaande artikelen is het Onze Vader vers voor vers besproken. Aan het slot wil ik de vertaalproblemen die zich voordeden nog eens systematisch samenvatten.

De onmiddellijke aanleiding voor deze serie artikelen was het besluit van de Nederlandse Raad van Kerken het bestaande ‘oecumenische Onze Vader’ op termijn te vervangen door de vertaling van Matteus 6: 9-13 in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2004.1 De bedoeling van deze artikelen was die discussie te verbreden door niet alleen het ‘Oecumenische Onze Vader’ en de vertaling van het NBV, te analyseren, maar daarbij ook een groot aantal andere vertalingen, klassieke, vroeg-reformatorische zowel als moderne, te betrekken. In totaal werden dat er bijna dertig, waarvan de helft Nederlandse. Af en toe is ook een blik geworpen op bekende buitenlandse vertalingen, zoals die van Luther en een aantal Engelse bijbels.

Bij ieder voorstel tot vertaling zijn er argumenten vóór en argumenten tegen. De bedoeling van deze artikelen was dit pro en contra zo objectief mogelijk te registreren. Bij de analyse blijkt dat veel afhangt van de vertaalkundige uitgangspunten. Voor een goede beoordeling is het daarom eveneens nodig die uitgangspunten te kennen en hun belang te wegen.

Iedere vertaling berust op interpretatie. Daarom konden exegetische vragen niet uit de weg worden gegaan. Noodzakelijkerwijs komen dan ook theologische kwesties aan de orde. Iedere vertaling van het Onze Vader roept zijn eigen theologische vragen op. De vertaler moet zich dat bewust zijn. Je werkt als bijbelvertaler niet in een theologisch vacuüm. Waar het nodig was werden dus de theologische implicaties van de diverse vertalingen zo goed mogelijk expliciet gemaakt. Maar leidraad bleef de vraag: hoe moeten wij de Griekse tekst, zoals wij die kennen uit de beste handschriften, vertalen in begrijpelijk Nederlands?

Gangbaar

Meer nog dan bij bijbelvertaling in het algemeen zal men zich bij de vertaling van het Onze Vader moeten afvragen of het echt nodig is de bestaande tekst te vervangen. Het Onze Vader is immers één van de zeldzame bijbelgedeelten die, afgezien van kleine nuances, bijna iedereen binnen en buiten de kerk nog kent of minstens herkent. Een bekende tekst veranderen schept altijd enige verwarring. Wanneer de bestaande vertaling duidelijk fout is, of misleidend, zal men dat risico moeten nemen. Niemand kan in principe tegen elke verandering zijn. Maar wanneer vertalers de tekst alleen maar wat leesbaarder of toegankelijker willen maken, zou het effect wel eens alleen maar vervreemdend kunnen zijn. Daar is niemand bij gebaat. Het belang van de wijziging moet dus worden afgewogen tegen het belang van de verandering.

Context

Een punt van discussie is de betekenis die een vertaler toekent aan de context. Wanneer je daaraan waarde hecht, zorg je ervoor dat woorden uit het Onze Vader die in een soortgelijk verband ook elders in de bijbel (vooral bij Matteüs) voorkomen, zoveel mogelijk op dezelfde manier worden vertaald. De teksten kunnen dan elkaar helpen uitleggen. Vind je de context minder belangrijk dan ben je niet aan dit soort overeenkomsten gebonden. Een goed voorbeeld is in de derde bede van het Onze Vader: “uw wil geschiede.” Diezelfde woorden komen in de grondtekst letterlijk terug in Matt. 26: 42, het gebed van Jezus in Gethsemane. In bijna alle vertalingen, oude zowel als meer recente, worden deze woorden op dezelfde manier vertaald. Uitzonderingen zijn enkele zeer recente Engelse vertalingen en in het Nederlands de Groot Nieuws Bijbel (GNB) van 1996 en de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2004.

Behalve Matt. 26: 42 zou ook het voorafgaande vers (“Waakt en bidt dat je niet in peirasmos komt”) op een inhoudelijk verband met het Onze Vader kunnen wijzen. Vrijwel allen vertalen peirasmos hier concordant, met hetzelfde woord (hetzij ‘verzoeking’ of ‘beproeving’) als in het Onze Vader. De enige uitzondering die ik kon vinden is de Lutherbijbel van 1543, die in het Onze Vader Versuchung heeft en in Matt. 26: 41 Anfechtung.

De geschiedenis van Jezus’ laatste levensdag lijkt op nog een punt verbonden te zijn met de tekst van het Onze Vader. Het gebed eindig met (Grieks) “rusai ons van de boze.” Er zijn meerdere voorstellen gedaan dat rusai te vertalen. De meesten kiezen voor ‘verlos,’ anderen voor ‘red’ of ‘behoed’ of ‘bevrijd’ of ‘ontruk.’ Op zichzelf kan dat heel goed. Precies hetzelfde werkwoord gebruiken echter de schriftgeleerden en priesters als ze Jezus aan het kruis bespotten met Psalm 22: 9 “Hij heeft op God vertrouwd, laat die hem dan verlossen / redden als Hij hem wil” (Matt. 27: 43). Naast het Onze Vader is dit de enige keer dat dit werkwoord bij Matteüs voorkomt. Veel vertalers gebruiken daarom op beide plaatsen hetzelfde Nederlandse woord. Uitzonderingen zijn Brouwer (1942), Canisius (1955) en de GNB. Dan is het mogelijke verband dus niet meer zichtbaar.

Veel ruimer wordt de context wanneer bepaalde uitdrukkingen uit het Onze Vader elders in ‘Oude’ en ‘Nieuwe Testament’ herhaaldelijk voorkomen. Dat is het geval bij hemel en aarde. In die volgorde komt de uitdrukking vanaf Genesis 1: 1 ongeveer honderd keer in de bijbel voor. De hemel zet de toon en de aarde antwoordt als het ware daarop. De omgekeerde volgorde is zeldzaam. Wij vinden die alleen maar wanneer daartoe binnen het betoog speciale aanleiding bestaat. Nu hebben sommige vertalingen ook in het Onze Vader de volgorde aarde – hemel; vooral middeleeuwse Levens van Jezus en Engelse vertalingen. In het Nederlands verschijnt deze volgorde het eerst in rooms-katholieke vertalingen, vanaf Mourentorf (1599). Ook sommige moderne vertalingen, zoals de GNB, de ‘Oecumenische Vertaling’ en de NBV hebben eerst de aarde en dan de hemel.

Vormelementen

Belangrijk is de betekenis die men al of niet toekent aan vormelementen. Het Onze Vader bestaat duidelijk uit twee keer drie beden. Die structuur van twee keer drie is vrijwel in alle vertalingen bewaard. De enige uitzondering die ik zag is de NBV. De vertalers daarvan vonden dit vormelement kennelijk niet belangrijk genoeg en brachten de derde bede onder in de tweede.

Ook de volgorde hemel-aarde is een vormelement in de tekst van het Onze Vader. De eerste drie beden hebben betrekking op de hemel, de laatste drie op de aarde. Het slot van de derde bede markeert expliciet de overgang van de hemel naar de aarde. Wie dit vormelement belangrijk vindt bewaart de volgorde hemel-aarde. Wie er geen betekenis aan hecht kan het omdraaien.

Theologie

‘Uw wil geschiede’ roept de vraag op wie dan Gods wil op aarde zal doen. Als dat mensen zouden zijn, kunnen wij er dan op vertrouwen dat het goed komt? Of is God zelf hier degene die, in mensen, Zijn wil doet, zoals onder andere Augustinus herhaaldelijk betoogt? De gebruikte werkwoordsvorm (precies dezelfde als in Gen. 1: 3 “er zij licht”) geeft Augustinus gelijk. Veel Engelse vertalingen hebben “thy will be done.” De NBV, als enige Nederlandse vertaling, heeft: “Laat uw wil gedaan worden.” Door wie? Ligt door ons dan niet voor de hand?

Bij het ‘dagelijks brood’ dachten alle vroege theologen aan de eucharistie. Het ‘brood’ is Christus (Joh. 6: 51); het alledaagse brood was daarvan hooguit een teken. Exegetisch is er veel voor te zeggen dat het brood in het Onze Vader een liturgische meerwaarde heeft. Hoeveel betekenis hecht je daaraan? Niemand weet hoe je het raadselachtige epiousion (’dagelijks?’) moet vertalen, maar als je vertaalt met “dat wij nodig hebben” (GNB en NBV) sluit je deze meerwaarde dan niet nagenoeg uit?

Betekent “leid ons niet in beproeving” dat God ons af en toe de ellende in stuurt om te kijken hoe wij ons gedragen? Jacobus (1: 13) spreekt dit tegen. Ook de vertaling ‘verzoeking’ moet worden uitgelegd, maar zet ‘beproeving’ (Willibrord, GNB, Naarden, NBV) ons niet nog makkelijker op een verkeerd spoor?

Conclusie

Iedere vertaling van het Onze Vader heeft uitlegging nodig. Geen enkele bijbelvertaling kan volstaan met de ‘naakte tekst.’ Misschien is het beste criterium voor de kwaliteit van een vertaling wel dat zij de uitlegging niet teveel in de weg staat.

Rochus Zuurmond

Auteur is emeritus predikant (PKN) en was hoogleraar Bijbelse Theologie aan de UvA


1 Zie www.raadvankerken.nl/pagina/92