Geweldloosheid is geen wapen

logoIdW

GEWELDLOOSHEID IS GEEN WAPEN

In zijn artikel ‘Geweldloze weerbaarheid in het Midden Oosten?’ in IdW van 5 januari 2013 stelt At Polhuis vragen bij de geweldloze strategie van Naïm Ateek waarover deze schrijft in zijn boek Roep om verzoening, een Palestijnse christen over vrede en recht. Polhuis doet dat als lid van Kerk en Vrede. Het artikel van Polhuis zat mij, eveneens lid van Kerk en Vrede en secretaris van haar Theologische Werkgroep, niet lekker en ik probeerde na te gaan waarom. Polhuis beroept zich op Krijn Strijd, ook voor mij een inspirator. Zijn ideeën over geweldloze weerbaarheid zijn waardevol en verdienen steeds weer onze aandacht. Toch klopt de argumentatie van Polhuis niet. Wat hij in essentie doet, is de geweldloosheid die Ateek zegt te willen betrachten, als een wapen tegen hem gebruiken in een Nederlands debat. En dat kan niet. Strijd beoogde met zijn boek niet criteria aan te reiken waarmee de buitenstaander objectief kan vaststellen of er sprake is van geweldloosheid. De geweldloze weerbaarheid waarover Strijd spreekt is een manier van denken en van leven die je je eigen moet maken in de conflicten waarin je zélf staat. Een leerproces dus. Polhuis ontleent er criteria aan die hij toepast op een ander in díens strijd, en Ateek doorstaat die test niet, want voor hem is, zo stelt Polhuis, geweldloosheid louter een tactiek, een ánder wapen in dezelfde strijd.

Wat Polhuis doet, is echter strijdig met wat Strijd beoogde: Strijd leverde geen ‘leer van de rechtvaardige geweldloosheid’ met bijbehorende criteria, zoals de leer van de rechtvaardige oorlog. Doordenkend in de lijn van Strijd, zou Polhuis hooguit, als broeder van Ateek, hem, in alle bescheidenheid, aan kunnen spreken als mede-gelovige: ‘Broeder, ik heb er bewondering voor dat je, in een situatie van zo grote vernedering en van zoveel geweld, toch pleit voor geweldloosheid. Ik bewonder en deel je uitgangspunt, maar zou het niet verstandiger zijn om…?’ Hij zou zich daarbij kunnen baseren op een uitgebreide passage uit het boek van Ateek (blz.228 e.v.) waarin deze zelf mogelijkheden voor conflictoplossing aanreikt geheel in de geest van Gandhi, en, naar mijn oordeel, in die van Strijd. Maar dat is niet de aard en richting van het artikel van Polhuis. Zijn artikel maakt onderdeel uit van een debat dat in Nederland gevoerd wordt, van ónze strijd: ‘de Palestijn Ateek zegt wel geweldloos te zijn, maar is het niet’. En het artikel is geschreven door iemand die geen Palestijn is, maar die, net als wij allen, onderdeel uitmaakt van een gemeenschap die de conflicten in het Midden Oosten nog eens lijkt te willen verhevigen met onze belangen, overtuigingen en strijd. Polhuis lijkt hieraan zelfs een bijdrage te leveren door enkele malen een voorstelling van de visie van Ateek te geven die strijdig is met hetgeen Ateek zelf schrijft, bijvoorbeeld waar het gaat over (diens – vermeende – minimalisering en marginalisering van Palestijns) geweld en (diens – vermeende – wens van het verdwijnen van) de joodse staat.

Strijd spreekt in zijn boeken niet over wat de Russen zouden moeten doen in de Koude Oorlog, maar over wat wíj moeten doen. Ateek is ons adres niet als het gaat om de geweldloze weerbaarheid die Strijd beoogt. Wíj en onze overheden zijn het die Strijd ondervraagt op onze opstelling en rol in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Maken wij gebruik van alle mogelijkheden die geweldloosheid biedt bij het oplossen van conflicten waar we zo nauw in betrokken zijn? Zouden we niet eindelijk eens moeten proberen in plaats van onderdeel van het conflict, onderdeel van de oplossing te worden? Gelukkig zijn er organisaties en groepen, zoals de Christian Peacemaker Teams, die daar werk van maken. Laten we oppassen theoretische systemen te maken van iets wat we zelf in de praktijk moeten leven.

Greetje Witte-Rang

Dr. M.E. Witte-Rang is theologe en secretaris van de Theologische Werkgroep van Kerk en Vrede