Ter Schegget op gehoorstand

logoIdW

TER SCHEGGET OP GEHOORSAFSTAND

In de zomer van 2001 schreef G.H. ter Schegget vier toespraken die hij in het najaar in Groot Zuid te Amsterdam zou houden. De eerste twee, ‘autonomie’ en ‘tolerantie’, heeft hij nog zelf uitgesproken. De laatste twee, ‘de mens: goed of slecht’ en ‘de menselijkheid van God’ zijn na zijn dood op 9 november van dat jaar, door anderen gelezen. In een nieuwe uitgave zijn deze laatste toespraken, zoals Ter Schegget ze nadrukkelijk noemde, opgenomen, vermeerderd met een brief die hij aan een aantal generatiegenoten van zijn kinderen schreef, getiteld: ‘Op gehoorsafstand’. Door deze opzet heeft dit boekje alleen al de verdienste dat het een licht werpt op een minder bekend project van Ter Schegget. Iets dat had moeten uitgroeien tot een boek waar het door zijn plotselinge dood nooit meer van gekomen is. Ter Schegget was – zoals zijn dochter Elfriede dat helder verwoordt in het voorwoord – in wat uiteindelijk de laatste fase van zijn leven zou blijken uitermate geboeid door deze generatie, met wie hij met name via zijn kinderen in gesprek kwam. Een generatie die op zondag niet meer naar de kerk kwam en waarschijnlijk ook niet meer bad bij gebrek aan een verondersteld ‘tegenover’, maar zich nog wel ‘op gehoorsafstand’ bevond van wat in de gemeente ter sprake komt. Al werden de toespraken in een liturgische context gehouden, Ter Schegget was niet zonder hoop dat deze toespraken mogelijk een andere, nieuwe vorm waren waarmee hij een breder en jonger publiek kon aanzetten tot een ‘indringend en diepgaand gesprek over wat ons mensen hier op aarde bindt, met welk perspectief wij leven, wat ons beweegt; waar we troost vinden en hoe wij ons staande houden in een wereld vol onrecht, honger en ellende’. Daartoe had hij deze doelgroep nadrukkelijk uitgenodigd voor deze toespraken en hun ook deze brief met gewetensvragen gestuurd.

Houdbaarheid

Als gezegd heeft het helaas niet meer tot een nieuw boek geleid. Toch geeft deze uitgave een goede indruk in welke richting de gedachten van Ter Schegget gingen. Wie het boek, zoveel jaar na dato, ter hand neemt zal denk ik een aanvankelijke vrees moeten overwinnen. Zal het niet tegenvallen? Niet ten onrechte maakte Den Dulk bij de presentatie van de biografie van Ter Schegget al de vergelijking met die mysterieuze beelden van Paaseiland. Prachtig, dat iemand de moeite neemt dat allemaal nauwkeurig af te stoffen en te reconstrueren, maar wie kent vandaag de betekenis nog? Dreigt iets vergelijkbaars ook niet met deze uitgave? Er is inmiddels veel gebeurd. De eerste toespraak, over autonomie, vond plaats in het eerste tumult rondom 11 september 2001 dat achteraf als het werkelijke begin van de 21ste eeuw kan worden beschouwd. Al wordt met name in de toespraak over tolerantie veel gezegd dat daarover ter zake is, deze gebeurtenis is natuurlijk niet verwerkt, anders dan in blijkbaar later geschreven voorbeden. De tijd is onverbiddelijk voortgeschreden. Inmiddels is er een credit crunch geweest waarvan de gevolgen nog altijd het politieke en economische discours bepalen, terwijl in de toespraken het kapitalisme nog van geen bedreiging dan wel in- en externe tegenspraak weet. Maakt dit de toespraken toch gedateerd op een vergelijkbare manier als Ter Schegget kritiek had op het boek van zijn collega proximus Van Gennep toen daarin ‘het einde van de geschiedenis’ met het vallen van de Berlijnse muur niet meer verwerkt kon worden? De bezorgers van de uitgave zijn zich daar van bewust. Zijn dochter schrijft in een uitbreiding van het voorwoord bij de uitgave in familiebeheer dat de voorbeelden uit de actualiteit in de toespraken ‘een veelvoud van het werkelijke aantal jaren’ achter ons lijken te liggen. Toch acht zij de vragen nog altijd actueel. ‘Blijkbaar is er veel gebeurd, maar weinig echt veranderd’. Ik ben dat niet met haar oneens, maar meen toch dat de actualiteit van deze toespraken ergens anders ligt.

Overbodige theologie

In eerste instantie zou je kunnen stellen dat Ter Schegget, samen met Van Gennep overigens, tot dat type theologen behoorde dat zichzelf uit de aard der zaak overbodig heeft gemaakt. Immers, de kerkgang op zich of de survival van religiositeit was hun geen doel op zich. Integendeel. De neergang daarvan werd met gejuich begroet en de secularisatie was hun geen drama. Uiteindelijk ging het hen om de humane God die – zoals ook in deze toespraken wordt betoogd – geen godsdienst wenst maar zichzelf aan mensendienst wijdt. Zo konden bondgenootschappen aangegaan worden met op zich seculiere ideologieën als de democratie of in het geval van Ter Schegget, het humanisme en het atheïsme. De verworvenheden van de Verlichting werden door hen op geen enkele wijze gecontesteerd. De banalisering en ‘verhuftering’ van het vrijheidsbegrip, ja, dat er dezer dagen zelfs een ‘partij voor de vrijheid’ zou bestaan, is werkelijk een nieuwe vraag aan hun denken, al laat zich vermoeden dat zij zich met plezier en scherpte in deze discussie zouden hebben gemengd. Een beeld daarvan verkrijgt men in de toespraak van Ter Schegget over tolerantie waar hij onverkort vasthoudt aan de eis aan de islam om bereid te zijn af te zien van haar politiek-theocratische aanspraken om zichzelf te overstijgen ‘in de richting van een gemeenschappelijke, wereldomspannende humaniteit’ waarin ‘zij de mensenrechten, de verdraagzaamheid, de openheid en de democratische waarden van de samenleving niet alleen uiterlijk zullen aanvaarden, maar ook innerlijk en van harte zullen omhelzen en wel als de vervulde, geseculariseerde vorm van wat in de religie eigenlijk en ten diepste beoogd werd’. In de kolommen van dit blad waren wij getuige van het debat dat zijn opvolger De Kruijf op dit punt nog in een briefwisseling met Ter Schegget heeft gevoerd waarbij De Kruijf vasthield aan de these dat hier sprake was van een botsing van verschillende beschavingen en dat in de politieke ethiek voortaan uitgegaan moet worden van een ‘leven met verschillen’.

De verrassing

De kracht en de verrassing van dit boek ligt echter in het feit dat de toespraken de tand des tijds uitstekend kunnen weerstaan. Als ik daarvoor een verklaring zou moeten geven, dan zou dat liggen in de – tot mijn schaamte – bijna vergeten scherpte in Ter Scheggets denken. Nooit is zijn behandeling van toch riskante onderwerpen als vrijheid of tolerantie obligaat. Steeds is er weer een kritische ondervraging van dergelijke begrippen waarin zich de Bijbelse theoloog meldt , maar meer nog en preciezer gezegd, de originele interpretator van de gereformeerde geschriften. Zo stelt Ter Schegget uitermate kritische vragen bij een losgezongen begrip van autonomie of tolerantie. De vrijheid waarvan in de autonomie sprake is, is de vrijheid van een christenmens. De humaniteit van Jezus is deze mens tot een spiegel waarover Jakobus spreekt. En een mens die in een spiegel kijkt, doet dat niet vrijblijvend. Die heeft tenminste in dit spiegelbeeld iets te corrigeren of cosmetisch te veranderen. Niet dan tot zijn eigen schade gaat de mens aan deze spiegel voorbij. Hij valt ten prooi aan sleur en routine. Hij is de mens die vergat in de spiegel te kijken. Maar de spiegel zet aan tot zelfreflectie, tot verandering, vernieuwing en beweging. Een vergelijkbare weg gaat Ter Schegget met het begrip tolerantie. Hij staat geen week begrip van tolerantie voor maar wil dat begrip terugvoeren tot zijn oude, Latijnse wortels die hij ook terugziet in de Statenvertaling. Het is het verdragen, het verduren, het uithouden van verscheidenheid in opvattingen. Het heeft niets te maken met een ‘eindeloze en grenzeloze permissiviteit, waarin we alles maar gedogen en goedvinden en zelfs zogenaamd gaan respecteren’. De waarheid is in het geding en men moet elkaar wel degelijk de waarheid vertellen. Wie iets tegen de Israelische politiek tegen de Palestijnen heeft, mag dat openlijk zeggen. Wie de wijze waarop de homo’s in Amsterdam hun dag vieren onsmakelijk vindt, mag dat eerlijk vertellen.

Het gesprek vandaag

Men zou kunnen zeggen dat precies deze nieuwe helderheid in ethicis inmiddels ‘vieux jeu’ is geworden. Voorbeelden daarvan vindt men in deze toespraken te over. Zo moeten de rechters niet week zijn maar gewoon durven hard te straffen. Men zou zich overigens niet moeten verbazen over dit soort tegendraadse meningen van Ter Schegget. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik als zijn assistent iets mompelde over luchtvervuiling en kikkersoorten toen hij ooit klaagde dat hij weer op de A4 in de file had gestaan: ‘Onzin, dat moet gewoon een zesbaansweg worden. Asfalt erop!’, antwoordde hij toen. Wat weemoedig zou men kunnen opmerken dat dit soort standpunten inmiddels gemeengoed is geworden. Inmiddels bestaat er een ministerie van veiligheid en justitie in precies deze volgorde en bieden rechters tegen elkaar op wie wel het strengst straffen durft op te leggen. Toch neig ik ertoe om juist daarom deze toespraken van Ter Schegget ter zake en spannend te vinden. Zij laten zich, juist vanwege een zekere gestrengheid, niet zomaar wegzetten bij het oudvuil van de jaren zestig. Steeds bepaalt Ter Schegget ons bij de inhoud en die inhoud wordt gegeven in de menslievendheid Gods. Jammer, dat dit gesprek tussen hem en een volgende generatie geen nadere vorm heeft gekregen. Dit boekje maakt zeer benieuwd naar het mogelijke verloop daarvan.

Evert Jan de Wijer

G.H. ter Schegget, Over menselijkheid en vrijheid. Vier toespraken, Narratio 2011

Auteur is predikant (PKN) in Zoeterwoude