Amsterdams peil

 logoIdW


AMSTERDAMS PEIL

De bomen van de kerk waar ik sinds een aantal maanden vanaf mijn studeerkamer op uitzie, werden fee‘riek van kerstlichtjes voorzien. Ik had dat niet direct in een stad als Amsterdam verwacht. Maar misschien wel bij uitstek hier viert de romantiek hoogtij en is de behoefte groot aan een shire waar het leven overzichtelijk is en wij aanstonds glںhwein kunnen drinken met nog de beste wensen voor het nieuwe jaar. Aan kerksociologische verkenningen ben ik tot op heden niet toegekomen. Maar het zal er wel op neerkomen, daar ben ik leerling van Van Gennep genoeg voor, dat mensen mensen nodig hebben in niet al te grote verbanden. Vooral mijn geest woont nog niet zo lang in Amsterdam en mijn als dorpsdominee getrainde oog viel al meteen op bakfietsen, bankjes buiten en door buurtbewoners zelf onderhouden perkjes, tot aan indrukwekkende moestuinen toe. In een kort tijdsbestek doken overal in de stad ijsbanen op. Houten huisjes, zorgvuldig bestuift met kunstsneeuw, de geur van gepofte kastanjes en erwtensoep. De evocatie van een tijd die nooit heeft bestaan maar waaraan bij uitstek een stadsmens behoefte heeft in donkere dagen.

De kerk doet haar gloeiende best om aansluiting te vinden bij deze algemene gevoelens van welbehagen. Welbeschouwd is dat ook de consequentie van haar beslissing om het Kerstfeest op Midwinterzonnewende te vieren. Toch valt te vermoeden dat het vervolg van de verfilming van The Hobbit van J.R. Tolkien, ‘the Desolation of Smaug’, minstens zoveel bezoekers zal hebben getrokken als onze verzamelde Kerstnachtdiensten. De verleiding is groot om de tegenstellingen breed uit te meten. In menig preek zal dat ongetwijfeld gebeuren maar het feit indachtig dat bij uitstek de gemiddelde kerstnachtbezoeker in deze dagen zijn inspiratie zoekt in beide werelden, is het gesprek daartussen interessanter.

Allereerst valt op dat de evangelist Lucas dat ook doet. Het is werkelijk al te vroom en ook wat saai, om te menen dat de compositie van zijn geboorteverhaal louter uit Schriftuurlijke elementen bestaat. De ‘herders in den velde’ bijvoorbeeld zijn beter te verklaren als welbewuste aansluiting bij allerlei bucolische mythen van het hellenisme dan als tamelijk gezochte vindplaatsen in het Oude Testament. Helden zijn graag van eenvoudige komaf. Christus is de eerste niet die geboren wordt in een ruraal milieu. Hercules, Romulus en Remus en zelfs menig Romeins keizer gingen hem daarin voor!

Ik laat mij vertellen dat Tolkien de eerste zin van The Hobbit in de kantlijn van een na te kijken tentamen van de universiteit van Oxford zette. Hij was het kleinburgerlijke leven van de tevreden pijprokende professor beu. Er moest eens avontuur in zijn leven komen. Een queeste. Een gevecht van Goed tegen Kwaad. De overwinning van het Licht op de Duisternis. Het werd tijd voor een Gezelschap dat zich in beweging zou zetten, als volkeren die samendrommen rond Sion.

Maar Lucas voert een gesprek. Een gesprek op het scherpst van de snede. De laatste vraag is wel of de mens ooit in staat zal zijn het Kwaad te overwinnen of dat het toch God zelf zal zijn. Te menen dat wij dit zelf kunnen, leeft met name in ons eigen Angelsaksisch hart. Tolkien en Lucas stemmen daarin overeen dat de sleutel tot deze overwinning in de menselijkheid ligt. Niet een godheid en geen heros zal het kwaad teniet doen, maar een saaie hobbit. Lucas fluistert er alleen iets achteraan en laat Maria deze overleggingen bewaren in haar hart: het is de menselijkheid Gods!

Evert Jan de Wijer