Wessel ten Boom, Luther en ‘de’ synagoge

logoIdW

 

Wessel ten Boom heeft zich publiekelijk boos gemaakt over het verzoek van Joodse zijde aan de PKN om excuses voor Luthers Jodenhaat (‘Wat wil de synagoge?’, IdW 8, p.30). Hij zet de zaak zwaar aan (het verzoek is “ontluisterend” en betekent in feite “het einde van de kerk”). Om te beginnen lijkt enige relativering op zijn plaats. De reden daarvoor is de rol van Dagblad Trouw bij deze hele zaak.

Want wie gelooft dat ergens in het voorjaar van dit jaar de rabbijnen Evers en Ten Brink met het CIDI gezamenlijk hebben vastgesteld: ‘nu moet de Protestantse kerk eindelijk maar eens door het stof voor die Jodenhaat van Luther’? De toedracht lijkt mij eerder: er komt publiciteit over de Reformatieherdenking in 2017 en een journalist ruikt ‘nieuws’. Want Luther, dat is toch die antisemiet? Gaan ze dat onder het tapijt vegen? Dus hij gaat wat mensen bellen. “Vindt u ook niet …?” En dan komt in de media van het een het ander.

Spijtig is vooral dat dit een media-gebeuren is geworden. Er is al jarenlang overleg en dialoog (o.a. in het OJEC). Daar, in direct persoonlijk contact, zonder tussenkomst van de media had een en ander in alle rust besproken kunnen worden.

Het mediagebeuren heeft ook Ten Booms reactie uitgelokt. Voor zijn aan ‘de’ synagoge gerichte vraag kiest hij het blad In de Waagschaal. Dat alleen al roept vragen op. Het is niet direct het medium dat door ‘de’ synagoge gelezen wordt. Maar het is dan ook niet direct aan haar gericht: hij vraagt de lezers wat zij toch wil. Dit nadat hij de synagoge of haar vermeende woordvoerders nogal wat in de schoenen heeft geschoven. Want Ten Boom verbindt boude consequenties aan het verzoek. Het verknoopt kerk, Luther en Hitler noodlottig. “Het einde van de kerk.” Dat maakt het verzoek zelfs onoprecht, want geen enkel excuus kan daaraan tegemoet komen.

Dan volgt nog in enkele zinnen en zonder enige argumentatie een herleiding van het verzoek tot het ‘conflict’ tussen kerk en synagoge: de messiasbelijdenis. De synagoge zou die aanspraak als antisemitisch beschouwen. “Maar daar gaat het dus om.” Ik kan dat allemaal niet volgen. Misschien dat Ten Boom een en ander nog eens nader kan verklaren. En wellicht ook eens kan navragen of het ‘de’ synagoge hier inderdaad om gaat.

De Reformatie-herdenking is een uitgelezen mogelijkheid om ook deze kant van Luther nog eens aan de orde te stellen. (Nog eens, want het is al herhaaldelijk gebeurd.) Dan kunnen we met elkaar nagaan of Luther werkelijk enkel een tragisch incident is, een totaal op zich staand bedrijfsongeval. Staat hij inderdaad volkomen los van de christelijk-reformatorische leer en praxis zoals Ten Boom beweert? Laten we dan ook in alle eerlijkheid bezien of de kerken van de reformatie zich op een waarachtige, overtuigende manier verhouden tot christelijk anti-Joods denken en doen.

Maar er is een Joods-christelijke ontmoeting en dialoog. Dat is historisch gezien uitzonderlijk. Daar moeten we zuinig op zijn. Het gewraakte verzoek in de media is in dat verband weinig gelukkig, maar we moeten ook wat van elkaar kunnen hebben. Ten Booms reactie is wellicht ook op te vatten als bijdrage aan het gesprek, maar ik kan het toch moeilijk als zodanig zien. Het komt eerder over als het mijden of termineren van een gesprek met het Jodendom. Het zoekt de eigen kring met een wel heel eigen interpretatie van het verzoek, uitlopend in de vraag: snap jij nou wat zij willen? Die vergaande interpretatie lijkt niet gecheckt bij de indieners van het verzoek; het staat er allemaal met een apodictische (je zou haast zeggen Lutherse) stelligheid. Maar al houdt hij wel heel gretig vast aan zijn anti-judaïsme en het conflict tussen kerk en synagoge, ik kan me niet voorstellen dat hij zich inderdaad aan het gesprek en het vreedzaam Joods-christelijk co-existeren zou onttrekken. Dus het zal de vorm wel zijn. En ik zal me wel vergissen over de enkel polemische ondertoon (Napoleon? Wellington?) die ik erin hoor. Want die klinkt toch niet anders dan onheilspellend.

Coen Constandse