Commentaar (De ondergang van het Arabisch socialisme)

logoIdW

Commentaar (De ondergang van het Arabisch socialisme)

Het afgelopen anderhalf jaar hebben er volksopstanden plaatsgevonden in verschillende Arabische landen. Wat hieruit te voorschijn komt is nog onzeker. Het lijkt in de meeste staten de kant uit te gaan van een hybride mengsel van democratie en dictatoriaal bestuur, met een sterke Islam-component.

Hoe dan ook hebben de opstanden een einde gemaakt aan de laatste overblijfselen van het Arabische socialisme. De landen waar een opstand plaats had, Egypte, Syrië, Jemen, Tunesië en Libië, waren allemaal landen waar de regerende partijen waren voortgekomen uit de beweging voor Arabisch socialisme. Slechts twee regimes uit de Arabisch socialistische traditie hebben tot nu overleefd, dankzij het feit dat zij een bolwerk zijn tegen een fundamentalistische beweging: de Palestijnse autoriteit en het Algerijnse bewind. Aan het Arabisch socialistische bewind in Irak was al in 2003 een einde gekomen, na een inval door de VS.

Het Arabische socialisme wilde een Arabische unificatie, naar het voorbeeld van de Duitse en de Italiaanse eenheidsbewegingen, gecombineerd met ontwikkeling, sociale vooruitgang, gelijkberechtiging van vrouwen en vrijheid van godsdienst. Deze combinatie van socialistische en romantisch-nationalistische ideeën was lange tijd aantrekkelijk voor progressieve intellectuelen in de Arabische wereld. In landen als Syrië en Irak, die toch min of meer op Westerse tekentafels ontworpen waren, leek het de juiste ideologie op de juiste plek om tot natievorming en ontwikkeling te komen.

Christenen hebben een grote rol gespeeld in het Arabisch socialisme. Salama Moussa (1887–1958), een Egyptische Kopt, schreef het eerste boek over socialisme in het Arabisch. Michel Aflaq (1910–1989) de grondlegger van de Ba’ath-partijen die tot voor kort in Irak en Syrië heersten, was Grieks-Orthodox. Ba’ath betekent ook ‘wedergeboorte’, een term met christelijke connotaties. Het secularisme van het Arabisch socialisme was voor christenen aantrekkelijk. Het verruimde de horizon en leek een goede buffer tegen een terugkeer van discriminatie door de moslimmeerderheid.

Het Arabisch socialisme is ten onder gegaan door de krachten die ook in Europa het socialisme deden instorten: een verstarde dictatuur, economische inefficiëntie en gebrek aan vrijheid. En hoezeer de regimes in Egypte en Irak sinds 1980 ook opschoven in Islamitische richting, het was niet genoeg voor de fundamentalistsche Islamitische bewegingen die tegen de seculiere dictaturen bleven opponeren.

In het Arabisch socialisme heeft de dramatische Europese geschiedenis van nationalisme en socialisme zich herhaald. Net als in Europa zijn nationalisme en socialisme geen goede bondgenoten voor de kerken geweest. Christenen in het Midden-Oosten gaan een moeilijke tijd tegemoet, nu ze steeds meer tweederangs burgers worden. Tegelijkertijd zou het Christendom ook wel eens heel aantrekkelijk kunnen zijn, als een vredelievend alternatief voor al die moslims die hun buik vol hebben van het fundamentalisme.

                                                                  Coen Wessel