Schermen in de kerk

logoIdW

SCHERMEN IN DE KERK 

Graag plaats ik bij het artikel van ds. Gerard van Zanden Schermen in de kerk (IdW 42/9) enkele kanttekeningen. Ik dank de redactie voor de geboden ruimte.

Vanwege mijn beroep lees ik diverse tijdschriften. Enkele periodieken lees ik met meer dan professionele interesse en daarbij behoort In de Waagschaal. Ik lees dit sober en calvinistisch (ik sluit aan bij het taalgebruik van de scribent) vormgegeven blad omwille van de inhoud. Tot vorming en verdieping van mijzelf. Omwille van de kwaliteitsclaim. Om reden van de theologie.

Wat is het punt dat de scribent wil maken? Dat is voor mij niet direct helder. Het hoofdpunt is naar mijn inzicht wat hij ‘exclusief’ noemt. Wat hij daarmee bedoelt is mij bij voorbaat niet helder. De sleutel lijkt mij deze: de BV Liedboek verplicht, resp. dwingt de gemeente tot het uitsluitende gebruik van het nieuwe Liedboek. Ik interpreteer dit (blijkbare) verwijt op drie manieren.

1) Bedoelt hij dat de BV Liedboek dwingt tot het uitsluitend zingen uit het Liedboek? Hier wordt aan de BV Liedboek een macht toegekend die we niet hebben en ook niet willen hebben. De Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (ISK) heeft van de participerende kerken de opdracht ontvangen een nieuw liedboek samen te stellen. Voor wat betreft de Protestantse Kerk moest de samenstelling leiden tot een liedboek dat voor alle geloofspraktijken (smaken en kleuren) binnen de Protestantse Kerk voldoende herkenbaar is, de onderlinge verbinding kan dienen, een soort accolade kan slaan om het geheel. Het is niet aan mij om als uitgever het resultaat vanuit die optiek te beoordelen. Feit is dat het een veel omvattend liedboek is geworden en een grote weerklank vindt, als je kijkt naar de grote afzet in korte tijd. De ISK heeft de opdracht tot uitgeven (folio en non-folio) toevertrouwd aan de BV Liedboek, inderdaad gezamenlijk eigendom van Boekencentrum, Jongbloed en Kok. Een driehoek waarbinnen overigens vele andere liedbundels verkrijgbaar zijn; binnen deze driehoek verschenen ook het eerdere rode Liedboek, Zingend Geloven en Tussentijds. U als gemeente bepaalt wat u zingt. Kerkelijk gezien is m.i. het nieuwe Liedboek wel richtinggevend.

2) Bedoelt hij met exclusief dat de database (Liedboek Online) uitsluitend gevoed is met de inhoud van het nieuwe Liedboek? Als ds. Van Zanden daarmee bedoelt dat de database meer kan bevatten, dan alleen de inhoud van het nieuwe liedboek, heeft hij een punt. Wat dat betreft is naar het oordeel van de BV Liedboek de toekomst open. Ik voeg daaraan toe dat het feit dat de digitale versie twee maanden na de papieren versie ontsloten is geen weldoordachte manipulatie van de markt was, maar overmacht. Wij hadden deze uitgave ook liever op tijd klaar gehad. De prijs is niet gebaseerd op macht, maar op basis van kosten, waarvan de auteursrechten een onderdeel zijn. Terecht. Daarnaast zijn elementen van de prijsstelling de terug te verdienen investeringen, de kosten van onderhoud en voortgaande ontwikkeling. Ook een bijdrage aan het bedrijfsresultaat. Maar dat heb je toch nodig om te kunnen voortbestaan?

3) Bedoelt hij dat de uitgeefopdracht exclusief aan de BV Liedboek is gegeven? Ik hoor die opmerking meer. Een soort monopolie. De suggestie van opzet en sturing op dit gebied doen mij denken aan wat ik eerder leerde tijdens mijn economische scholing en wat het militair-industriële complex werd genoemd (John Kenneth Galbraith). Dit is te dik aangezet. Elke uitgeefovereenkomst is toch naar zijn aard exclusief en uitsluitend? De Christelijke Dogmatiek bijvoorbeeld is toch maar bij één uitgeverij verschenen? Nu nog alleen op papier, maar wie weet wat er nog als extensies of digitale uitgaven zal verschijnen. Precies: weer bij dezelfde uitgeverij. Nu zo is het ook bij het nieuwe Liedboek. Bij het rode Liedboek waren er wel twee uitgeverijen actief (Boekencentrum en Jongbloed) en bij Tussentijds Boekencentrum en Kok, maar die werken precies gelijk binnen de afspraken die de ISK had geformuleerd. Rond de BV Liedboek zou ik vooral een nuchtere, calvinistische beoordeling willen bevorderen. Gewoon een uitgeverij.

Tenslotte nog een opmerking over marketing. De toonzetting rond het begrip marketing is vertekenend in zijn artikel. Reclame en marketing kunnen de mensheid ook dienen. Zoals ook de verkondiging kennis vergt van de tijd. Niet alleen om inhoudelijk sterk te zijn. De Griek een Griek. De vraag of Paulus marketing gestudeerd heeft, is reeds vele malen gesteld. Naar mijn mening mag er ook waardering zijn voor de moed van de kerken om in dit tijdsgewricht ook te investeren in een nieuw Liedboek. En dat laten we graag weten.

 

Ter afronding: ik waardeer het zeer dat ik in de Waagschaal theologische en liturgische commentaren blijf aantreffen op Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk.

 

Nico de Waal, directeur BV Liedboek (tevens directeur Boekencentrum Uitgevers)

 

 

Naschrift Gerard van Zanden:

Hoewel ik mij als buitenstaander langs officiële wegen een redelijk beeld heb kunnen vormen van de achtergronden van de totstandkoming, distributie en marketing van het Liedboek, bleef er veel te gissen over. In het artikel ‘Schermen in de kerk’ (IdW 42/9) gis ik vrijuit en hardop. Het doet mij deugd dat de directeur van BV Liedboek de moeite heeft genomen enkele kanttekeningen te plaatsen bij mijn artikel. Anderzijds vind ik het jammer dat hij mijn schrijven interpreteert als een verwijt, want zo heb ik het niet bedoeld. Ik heb mij bij het schrijven slechts afgevraagd: sluit het Liedboek aan bij de behoeften van kerkelijke gemeenten die hun vizier hebben gericht op de toekomst? Het is niet mijn bedoeling geweest om de BV in een kwaad daglicht te stellen, want ik begrijp ook wel dat er nu eenmaal een/één instantie moet zijn die het aandurft om de verantwoordelijkheid over zo’n project te dragen (De Waals interpretatie 1 en 3). Ik begrijp ook dat de omvang van een gedrukt liedboek, hoe enorm ook, een bovengrens heeft. Uit de bijdrage van Nienke van Andel over het liedboek (IdW 42/10) begrijp ik dat naast de praktische ook de oecumenische redenen zwaar hebben gewogen in het selectieproces van liederen: ‘het [Liedboek] houdt een enorme diversiteit aan liturgische taal en kerkmuzikale genres binnen de kaften van een boek organisch bij elkaar.’ Maar juist met het oog op die oecumene zou ik die kaften liever niet zien! Waarom toch die afgrenzing in een tijd waarin ons middelen ter beschikking staan die deze grenzen overbodig maken? Geheid dat er gelovigen buiten de boot vallen die zich niet kunnen herkennen in de liederen die het gedrukte boek bevat, en als ik mijn eigen gemeente in kijk, is dat voor velen stellig het geval. Waar zijn de klassiekers van Johannes de Heer, zoals ‘Ik zie een poort wijd open staan’ (JdH 140) en ‘Veilig in Jezus’ armen’ (523)? Misschien geen esthetisch-muzikale hoogstandjes, maar het zijn wél de liederen die hier op begrafenissen worden gezongen. Waar zijn de nieuwe Opwekkingsklassiekers, zoals ‘Tienduizend redenen’ (Opwekking 733) en ‘Gebed om zegen’ (710)? Misschien niet zo geschikt voor orgel en cantorij, maar het zijn wél de liederen die hier in de jeugddiensten worden gezongen. Waarom zijn ze niet opgenomen? Ik vermoed (nog steeds) dat de reden daarvoor toch eerder te vinden zal zijn in de redactionele smaak dan in oecumenische belangen. Een gemiste kans? Dat zou je denken – maar dat hoeft dus niet!

Ik ben dan ook blij dat de directeur van BV Liedboek de toekomst openhoudt voor een digitale uitbreiding van de online database en ik zou het zeer op prijs stellen wanneer het BV Liedboek lukt daar op korte termijn werk van te maken, uiteraard samen met de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied. De oecumenische cirkel kan dan meteen breder getrokken worden.