Noar de Pruus

logo-idW-oud

 

NOAR DE PRUUS

De slijters hebben het moeilijk in de grensstreek. In Duitsland, de Pruus, scheelt het euro’s, als je tenminste een paar liter jenever koopt. Je moet er tenslotte voor om rijden en de benzine is ook duur.

De man tegenover me vertelt dat hij een doos tegelijk koopt, als hij tenminste iemand heeft die hem erheen brengt. Hij ziet slecht en is op vele gebieden afhankelijk.

Onlangs is hij met en kameraad naar Gronau gereisd om zijn inkopen te doen, maar het is hem allemaal niet naar de zin.

‘Hij bood mij aan om samen een voorraadje te halen, maar hij kocht zelf maar een liter’.

‘Wat is daar verkeerd aan?’ vraag ik.

‘Nu is hij speciaal voor mij naar de Pruus gegaan, en dat wil ik niet’

‘Hij heeft dat blijkbaar graag voor U over’

De man kijkt stug voor zich uit.

‘Wat is het probleem?’ wil ik weten, al heb ik wel een vermoeden.

‘Het is nu net alsof ik van hem profiteer’

‘En wat dan nog? Dat mag toch wel een keer ? Hij heeft nog een eigen auto, U niet meer’.

‘Nee, zeg dat wel’.

Ik voel dat ik het niet red.

Ik doe nog een laatste poging.

‘Veel in het leven krijg je van anderen. Anderen hebben dat voor je over omdat ze om je geven. Je moet dan gewoon je hand open houden en op een eenvoudige manier dankbaar kunnen zijn’.

Maar de man klemt zijn vuisten dicht.

‘Ik wil niet profiteren van een ander’.

Een allerlaatste poging.

‘Wat is vriendschap voor U? U geeft toch ook wel eens iets aan een vriend ?’.

‘Ik weet niet of hij mijn vriend is’.

Ik besef dat legeraanvoerders in zijn hoofd tegenover elkaar staan, klaar voor de strijd. En de ene zal winnen, hij die nooit meer een krenking wil verdragen.

Anne Vlieger