Compassie als kompas (portret van Hans Visser door Arie Vaandrager)

logo-idW-oud

 

COMPASSIE ALS KOMPAS (portret van Hans Visser door Arie Vaandrager)

Dit boek over de dominee van de Pauluskerk in Rotterdam geeft aan de hand van dagboekfragmenten, citaten van mede- en tegenwerkers, biografische notities etc. een historisch overzicht (maar misschien is het beter te spreken van een impressie ) van het zeer werkzame leven van Hans Visser.

De godsdienstige opvoeding in zijn ouderlijk huis gaf hem zelfvertrouwen en een duidelijk beeld van goed en kwaad.

In zijn studententijd in Utrecht kwam hij vooral onder de indruk van Hoekendijk en van Van Ruler en was hij geboeid door Teilhard de Chardin. Hij studeerde hard maar ondernam ook van alles, o.a. een geruchtmakende uitnodiging om een lezing te houden in de universitaire aula van Utrecht aan de juist uit zijn ambt ontheven hoogleraar P. Smits. Er ontstond een rel, maar de lezing ging door. Uiteraard was hij ook politiek geïnteresseerd (Vietnam). Dr J.M. de Jong, toenmalig rector van het Seminarie reageerde, toen Visser zakte voor zijn colloquium, door te zeggen:’uit de kerk kun je altijd nog stappen – probeer het nog een keer’. Aldus geschiedde. En hij bleef.

Hij vertrok voor een eerste standplaats als zendingspredikant naar Sulawesi. Hij kwam daar regelmatig in botsing met het gezag. Het ging over gezondheidszorg, geboorteregeling, corruptie en over wat al meer er botste met zijn gevoel voor recht. Dat werd hem niet in dank afgenomen en ook al behaalde hij kleine successen en leerde hij, zoals hij zelf ergens zegt, geduld en stressbestendigheid, op een gegeven moment werd hij met zijn gezin (met vier kinderen) het land uitgezet.

Er was intussen enorm veel gebeurd: Aanzet voor een promotie (die pas veel later en over een ander onderwerp doorging), interesse en actie op velerlei gebied etc. Als lézer raakte ik zelfs al buiten adem en ik maakte een uitstapje naar ‘The Gastonbury Romance’ van John Cowper Powys, een vuistdik boek uit 1934, waarin eigenlijk niets gebeurt, behalve dan dat je woont in het Engelse landschap in gezelschap van zeldzaam scherp en geestig beschreven mensen. In plaats van ‘het woei’ lees je waar de betreffende storm opstak, wat hij onderweg oppikte aan vogelveren, geuren en waar en aan wie hij die geuren weer afstond en tegen welke bosrand hij uiteindelijk ging liggen. Zo’n boek dus. Even uitblazen…

Terug naar Hans Visser, die dan nog pas in Rotterdam gaat beginnen voor K.S.A. (kerkelijk sociale arbeid) en langzamerhand bezit neemt van de Pauluskerk. Onvermoeibaar, naar het schijnt, werkt hij steeds nieuwe plannen uit, verwerft hij toestemming om daklozen en drugsgebruikers onderdak te bieden, maaltijden, slaapplaatsen, vrijplaatsen om drugs te gebruiken en (gecontroleerd) te verhandelen. Telkens in de komende jaren doen zich nieuwe probleemgebieden voor: vluchtelingen, asielzoekers, heroïnehoeren van de Keilerweg, transseksuelen, pedofielen etc. Voor Hans Visser zijn het overigens geen probleemgebieden in de eerste plaats maar vooral mensen, individuen, die ervan overtuigd moeten worden dat ze als mens de moeite waard zijn. Ook aan vertegenwoordigers van andere godsdiensten biedt de Pauluskerk plaats om hun secretariaat te vestigen en zeker ook om hun grote feesten te vieren. En dan is er het Perron 0, een experiment dat bedoeld is om de hal van het Centraal Station en het restaurant vrij te maken van de vele zwervers en hen een eigen plek te geven waar hygiënische voorzieningen en enige orde kan worden geboden, maar de toeloop, ook van buitenlanders is te groot, de verloedering neemt toe en burgemeester Peper wil er af en hij is niet de enige. Experiment mislukt, een leerzame maar bittere les, zegt Visser.

Delen in de machteloosheid van anderen blijkt ontzettend moeilijk. Dat is een voortdurend terugkerende ervaring. Gastvrijheid komt aan een grens als de gasten er een rotzooitje van maken. Het is beslist geen ‘pamperen’ wat Visser doet. Mensen worden gestimuleerd om te werken (straatkrant), klussen, schoonmaken etc. Ook komen er werkplaatsen, waar kunst wordt gemaakt, een literair café, talloze andere projecten, die soms slagen en soms niet, maar in dat geval wordt er weer iets nieuws bedacht.

De bedoeling van de Pauluskerk is drieledig: herberg, bezinningsplaats en actiecentrum. Bij de gastvrijheid staat de presentie centraal, de nabijheid, zoals uit de opgesomde activiteiten steeds blijkt. Zonder oordeel present zijn. De bezinning is voor Visser zelf heel belangrijk. Hij blijft lezen en studeren, schrijft verschillende boeken en ziet zelfs kans om in 2000 te promoveren over ‘De rol van de kerk in de postindustriële stad’. Hierbij speelt nog steeds Van Ruler een grote rol en ook de Spaanse socioloog M.Castells, die de gedachte ontwikkelt van de ‘Urban Meaning’ d.w.z. mensen geven aan de stad een betekenis, die correspondeert met wat ze noodzakelijk en wenselijk achten. Dat kan gaan in de richting van geld en status maar dat kan ook gaan in de richting van betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, tolerantie etc. De stad is niet slechts een gegeven maar ook een uitdaging. Verschillende culturen betekenen een verrijking. De kerk dient een marktfunctie te hebben en zich de vraag te stellen: ‘wat leeft er onder de mensen en waar hebben ze behoefte aan.’ Visser gaat zich ook steeds meer bezig houden met andere godsdiensten, vooral de islam. Hij ervaart dat de onderlinge relaties van allochtonen dikwijls heel problematisch liggen. Verabsolutering van eigen geloof leidt tot onverdraagzaamheid en erger…Angst is altijd een slechte raadgever. Minderheden moeten een gevoel van veiligheid hebben. Visser pleit voor onderwijs dat leerlingen een duidelijk beeld geeft van de verschillende godsdiensten. Hij verwijt Leefbaar Rotterdam (Pastors) angstgevoelens voor met name de islam.

Visser houdt over al deze onderwerpen veel lezingen, preekt vrijwel elke zondag, treedt op in TV programma’s en wordt veelvuldig geïnterviewd. Hem wordt wel verweten dat hij de publiciteit zoekt en dat zal waar wezen en ook nodig zijn omdat het hem veel geld voor zijn mensen oplevert en de medewerking van talloze vrijwilligers. Sommige collega’s, die in rustiger vaarwater hun werk doen vragen zich wel af of de kerk onder hun leiding niet meer zou moeten lijken op de Pauluskerk. Ik stelde die vraag eens aan een nichtje van mij, die 10 jaar bij Hans Visser heeft gewerkt, 4 jaar als stagière en 6 jaar als andragoge. Haar antwoord was heel beslist: ‘Heel weinig mensen zijn geschikt voor dit werk en jij zeker niet. Te soft.’ ‘Maar wat kunnen wij dan doen?’ vroeg ik en haar antwoord luidde: ‘Zorg dat je buren hier niet in de Pauluskerk terecht komen.’ Het leek mij een wijs woord. Voor sommige mensen is dat al moeilijk genoeg. Gelukkig worden op veel meer plaatsen in ons land initiatieven ontwikkeld en projecten gestart als dat van de Pauluskerk. De kerk zal altijd op gespannen voet moeten staan met een samenleving, die geen verantwoordelijkheid erkent voor mensen, die het niet ‘gemaakt’ hebben.

Mensen als Hans Visser hebben een heel speciale aard en aanleg en het zal waarschijnlijk niet makkelijk zijn om met hem samen te werken. En daarom kan hij dit werk doen. Ik moest denken aan wat kardinaal Alfrink eens zei over Pater van Kilsdonk (nu juist 90 jaar geworden). Hij zei:’Het is goed dat er een pater van Kilsdonk is, we zouden hem niet graag missen en het is ook goed dat er maar één is.’

In het boek van Vaandrager wordt ook gespeculeerd over de toekomst. De Pauluskerk wordt afgebroken. Er is nog geen duidelijkheid over het vervolg. Hans Visser gaat volgend jaar met emeritaat en hij is daar wat zijn gezondheid betreft aan toe. Er zijn allerlei plannen en de opvangmogelijkheden zijn in de afgelopen jaren verbeterd. Wel rijst de vraag of er naast het indammen van de overlast van randgroepen en het beveiligen van de burgers ook aandacht zal blijven voor de kern van waar het Visser om ging: present zijn bij een medemens, die ondanks alles de moeite waard is. Die houding heeft hij ondanks alle teleurstellingen volgehouden. Dat was zijn opdracht als dominee. In een klein boekje dat is samengesteld voor zijn afscheid zeggen gasten van de Pauluskerk het bijv. zo:’Hans doet het niet voor God, hij doet het voor jou.’ En ‘hij is niet voor een gat te vangen en je loopt hem niet omver.’ Of ‘als die gozer niet in de hemel komt dan slaat dat als een tang op een varken zeg maar.’ En ‘Je kunt altijd bij hem terecht’.

Hoe hij dat volhield? In een interview dat aan het eind van het boek is opgenomen gaat het over zijn geloof. Geloof in een God, die niet te vatten is maar die je wel draagt. Hij noemt Bonhoeffer als een van de eersten onder degenen dankzij wie hij het geloof in de Eeuwig Betrouwbare niet verloren heeft. Overigens geeft hij toe dat hij in zijn werk ook vaak het gevoel heeft gehad met lege handen te staan. Vooral tegenover de verliezers van het leven. In het pastoraat, dat veel van zijn tijd in beslag nam is hij geïnspireerd door het werk van C. Aalders. Groter tegenstelling dan tussen deze twee theologen leek mij niet denkbaar. Daaruit blijkt maar weer de enorme veelzijdigheid ook in zijn gevoeligheid voor theologie en literatuur van Visser. Dat al deze kanten en nog veel meer in dit portret aan de orde komen vind ik een grote verdienste van Vaandrager. Hij heeft zeker geen hagiografie willen schrijven en dat ook niet gedaan. Om te doen wat Hans deed en om tot stand te brengen wat hij tot stand bracht (en wat hem ten dele ook telkens weer bij de handen afbrak) moet iemand eigenlijk een onmogelijk mens zijn. Dat zal Hans Visser voor tegenstanders (en soms voor medewerkers) ongetwijfeld ook geweest zijn. Een uniek mens door de koppigheid waarmee hij volhield dat ieder mens uniek is voor God.

Inny Visser – Schroot (geen familie)