Hemel en aarde

logo-idW-oud

 

Hemel en aarde

In zijn artikel over het onzevader (In de waagschaal 35 (2006), 2, p. 51-53) geeft Rochus Zuurmond kritiek op de volgorde ‘op aarde zoals in de hemel’ in De Nieuwe Bijbelvertaling. Ik wil hieronder op deze kritiek reageren en uiteenzetten dat deze vertaling voortkomt uit taalkundige motieven, die zowel op de vorm als de betekenis van de tekst betrekking hebben. Noch de moderne theologie noch de tijdgeest hebben enige rol gespeeld bij deze keuze.

In de NBV is niet zomaar voor een nieuwe vertaling van het onzevader gekozen. Zowel in het vertaalteam van Matteüs als in de begeleidingscommissie van de NBV is gesproken over de mogelijkheid om in verband met de gevoeligheid van deze tekst een bestaande versie in de vertaling op te nemen, maar die mogelijkheid is om diverse redenen afgewezen. Overname van een bestaande tekst zou op een aantal punten een stijlbreuk betekenen met de context waarin het gebed in Matteüs staat. Ook laat de brontekst het gebruik van een bestaande versie niet op alle punten toe, zoals in 6:12.

De tekst van Matteüs 6: 9-13 is dus opnieuw vertaald, volgens de uitgangspunten die golden voor de hele vertaling: brontekstgetrouw en doeltaalgericht, een weergave van tekstkenmerken met de middelen van het Nederlands. Er is in de vertaling van het onzevader een gestileerde vorm gezocht met parallelle constructies, zowel in de eerste volzin als in de drie zinnen die daarop volgen. De traditioneel met aanvoegende wijzen vertaalde werkwoorden in vers 9 en 10 zijn in hedendaags Nederlands met ‘laat + infinitief’ vertaald. Om een dreunend effect te vermijden is niet drie keer ‘laten’ gekozen, en om toch een zekere rust in de tekst te krijgen is niet voor één keer ‘laat’ gekozen. Het ‘en’ in vers 10b en in 13a trekt het lezen naar 10c en 13b toe en draagt zo bij aan de geleding in tweeën, in een eerste gedeelte over God en een tweede gedeelte over de mens. In de eerste zin zijn omwille van de parallellie drie nominale formuleringen gekozen, ‘uw naam’, ‘uw koninkrijk’ en ‘uw wil’, hoewel in het laatste geval ‘wat u wilt’ een natuurlijker formulering was geweest. Tussen de twee series parallel lopende formuleringen wordt dan de overgang gemarkeerd door een chiasme ‘op aarde zoals in de hemel’.

De vraag is nu of in 10c niet vertaald had moeten of kunnen worden ‘zoals in de hemel, (zo) ook op aarde’. Het antwoord is nee – dat is een te gekunstelde formulering voor een tekst in natuurlijk Nederlands die de NBV wil zijn. Er zijn in het Nederlands wel allerlei formuleringen mogelijk waarin ‘zoals’ voorop komt en ‘zo’ later in de zin staat: Zoals wij zijn zo zullen de tijden zijn. Zoals ik was met Mozes zo zal ik met u zijn. Zoals hij dat aangepakt heeft, zo kan het echt niet. Zoals een hinde smacht / naar stromend water, / zo smacht mijn ziel / naar u, o God.

In deze voorbeelden (in de Bijbel, in handboeken Nederlands en in internetteksten zijn er talloze te vinden) kan ‘zo’ ook weggelaten worden: Zoals de ouden zongen, piepen de jongen. En een andere woordvolgorde is in deze zinnen ook mogelijk zonder dat er semantisch iets verandert: Zo kan het echt niet, zoals hij dat aangepakt heeft. Mijn ziel smacht naar u, o God, / zoals een hinde naar stromend water smacht.

Maar in de voorbeelden gaat het steeds om volledige zinnen, met een onderwerp en een gezegde. In de traditionele vertaling van het onzevader is geen sprake van een zin, maar van een elliptische constructie: ‘zoals in de hemel, (zo) ook op de aarde’. Het is in de brontekst niet geheel duidelijk of de woordgroep betrekking heeft op alle drie de predikaten die in de voorafgaande volzin genoemd zijn, of alleen op het laatste. In de NBV worden deze predikaten één keer verbonden door een komma en één keer door ‘en’, met samentrekking van het hulpwerkwoord. Ook het Grieks heeft in 10c geen volledige zin, zoals Zuurmond ook opmerkt. Dergelijke incomplete zinnen, ook de anakoloeten die in het Paulijnse corpus dikwijls voorkomen, zijn in de NBV steeds met elementen uit de directe omgeving tot volledige zinnen aangevuld (zie bijvoorbeeld Efeziërs 3:1of Romeinen 5:12), hoe ze in de brontekst ook te verklaren zijn. Een dergelijke oplossing was ook in Matteüs 6:9-10 mogelijk geweest. Maar aanvulling is in dit geval niet eenvoudig door de voorafgaande zin met drie verschillende werkwoorden. Het zou niet mogelijk zijn om in de vertaling in het midden te laten of 10c alleen bij 10b hoort, of bij alledrie de beden in 9b-10b. Een volledige zin biedt weliswaar de gelegenheid een vormkenmerk van de brontekst, de woordvolgorde in het Grieks, te kopiëren, maar vraagt in de aanvulling keuzes die we liever vermijden: een werkwoord dat misschien alle drie de voorafgaande werkwoorden moet omvatten, en een subject dat dan naar drie voorafgaande nomina moet verwijzen, zodat toevoegen van ‘alles’ noodzakelijk wordt.

Ook een andere mogelijkheid om de volgorde van het Grieks te bewaren, in de vorm van een nevenschikking zonder vergelijking (‘in de hemel en op aarde’), voldoet niet, omdat de betekenis van de brontekst immers niet nevenschikkend is.

Zo komt de ‘omgekeerde volgorde’ in zicht. Zuurmond noemt Handelingen 7:51 als een andere plaats met in het Grieks een elliptische constructie ‘zoals .. zo’. In de Statenvertaling luidt dit vers ‘gij weerstaat altijd de Heilige Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij’. In de NBV is de volgorde andersom, ‘u verzet u steeds weer tegen de heilige Geest, zoals uw voorouders ook al deden’, net als in Matteüs 6:10.

Wat is nu de betekenis van de formulering ‘op aarde zoals in de hemel’? Er is een overeenkomst tussen de aarde en de hemel, en wel een zodanige dat de hemel de grond, het uitgangspunt van vergelijking is. De vergelijking is niet mogelijk zonder dat uitgangpsunt. Je kunt iemand pas ‘zo lang als een boom’ noemen als er een lange boom is, je kunt alleen ‘zij loopt zo snel als de wind’ zeggen als je weet hebt van de snelheid die de wind kan bereiken. Semantisch is in de vergelijking tussen aarde en hemel de hemel dus wel degelijk de eerste. ‘Waarom kunnen wij bidden dat Gods wil geschiedt op de aarde?’, vraagt Zuurmond op p. 53, ‘Omdat hij geschiedt, onbelemmerd, in de hemel!’ Precies dat staat in de vergelijking ‘op aarde zoals in de hemel’.

Al is niet elke woordvolgorde in een zin mogelijk, de volgorde van woorden in een tekst kan zeker veelbetekenend zijn. Elke taal heeft zijn eigen patronen voor het ordenen van informatie in de zin. Zo loopt de informatiewaarde van een zinsdeel in het Nederlands op naarmate dit zinsdeel meer aan de rechterkant van de zin staat. De hele woordgroep ‘op aarde zoals in de hemel’, die de laatste woordgroep is van de lange zin in vers 9-10, heeft dus een hoge informatiewaarde. Bovendien leidt het intonatiepatroon van het Nederlands ertoe dat het laatste geaccentueerde woord in de zin altijd extra gewicht krijgt en dat is in de NBV-vertaling ‘de hemel’. In de traditionele formulering ‘zoals in de hemel zo ook op aarde’ krijgt zowel door de gewrongen constructie als door woordvolgorde en intonatie de aarde een veel prominentere plaats.

Zuurmond kiest voor een exegetische methode waarin de oppervlaktestructuur van de brontekst bepalend is voor de vaststelling van de betekenis, en wil die structuur dan ook bewaren in de Nederlandse vertaling van de Griekse tekst. Zowel de Nederlandse grammatica als de informatieordening in de Nederlandse taal maken dat zijn voorstel voor de vertaling van Mat. 6:9-10 zijn doel voorbij schiet. Overigens staat de volgorde ‘op aarde zoals in de hemel’ al in het onzevader dat in 1998 in het Dienstboek is opgenomen en dat in tal van kerken wekelijks gebeden wordt.

Clazien Verheul