Vergeten boeken Okke Jager: De humor van de bijbel in het christelijke leven

logoIdW

VERGETEN BOEKEN – Okke Jager: ‘De humor van de bijbel in het christelijke leven’

Je vindt het nog af en toe op een boekenmarkt, dit boek van Okke Jager uit 1954. Jager was zesentwintig jaar toen hij het schreef en er verschenen binnen vijftien maanden vijf drukken. Blijkbaar raakte het een gevoelige snaar. Het is na een kinderboek en een verzameling essays Jagers derde boek en het begint zonder inleiding of voorwoord. Het lijkt een bundeling van kerkbladartikelen rondom genoemd thema – Jager was sinds 1952 predikant in Vrouwenpolder.

Holland en humor

Nederlanders, en zeker die van calvinistische snit, stonden en staan niet bepaald bekend om hun gevoel voor humor. Een Duitse reiziger schreef in 1833: ‘Der Hollander ist von Natur unempfänglich gegen den Witz’. En uit een Engelse pen vloeiden al eens de woorden ‘There is more sense than wit, more good nature than good humour in the Dutch’. Volgens de historici is dat overigens niet altijd zo geweest en is het beeld van de humor van de zestiende en zeventiende eeuw veel vrolijker, zij het ook platvloerser, dan daarna. Gisbertus Voetius wordt algemeen gekapitteld omdat hij stelde dat lachen mocht, mits met mate: hoe minder hoe beter, want wie op aarde veel lachte zou schreien in het hiernamaals (bron: Rudolf Dekker). Het doet denken aan wat Eco zo treffend schildert in De naam van de roos uit 1980, waarin een theologische discussie over de geoorloofdheid van de lach naar aanleiding van een verdwenen manuscript dramatisch eindigt met brand in de bibliotheek. Eco en Voetius grijpen terug op ideeën van o.a. Thomas van Aquino, Erasmus en klassieke auteurs als Cicero en Aristoteles. Het is dit eeuwenoude thema dat ook Jager in zijn boek oppakt.

Het geheim van de humor

Waarom dit boek onder het stof vandaan gehaald? Niet alleen omdat Jager in de gesloten gereformeerde zuil van toen blijkbaar de goede toon wist te treffen met dit boek, of omdat het ook hedentendage nodig blijft het kerkelijke chagrijn te lijf te gaan, maar het is vooral het thema van de eschatologie, dat door alle hoofdstukken, en misschien wel door alle werken van Jager heen zingt, dat me iedere keer weer zo treft. In zijn bundeling gedichten getiteld ‘Kom haastig’ schrijft hij in het voorwoord ‘ons Maranatha ruikt naar kerkpepermunt’ en die geur is ook uit dit boek op te snuiven en het is precies daartegen dat Jager zich krachtig teweer stelt. In dit boek zegt hij: ‘De humor is de kunst om het heden te zien via de omweg over de toekomst.’ (24) Zijn stijl is direct en onderhoudend, sterk narratief en bepaald niet gespeend van aforismen – in een tijd dat de term ‘oneliners’ nog niet in een Nederlands woordenboek voorkwam. Wat opvalt is hoeveel keer in dit boek naast Kierkegaard, Wielenga en Popma, de namen van Gunning, Is. van Dijk, Miskotte en Van Ruler vallen. Met een woord van Gunning eindigt ook het boek: ‘Het geheim van de ware humor is te leven in de vreugde van Christus.’ Het boek heeft een sterk pedagogische en morele inslag, bepaald opvallend voor een 26-jarige – of was dat gewoon voor de rol van predikanten in die dagen? Jager laat zien dat humor een vlucht kan zijn, ironie een schild, leedvermaak niet uit God is, dat humor maskers af doet gaan maar ook zelf een masker kan zijn en dat als humor de liefde tot het leven en de naaste mist, het verwordt tot vernietigend sarcasme. Daarbij weet hij zich leerling van de Spreukendichter: ‘Zoals een dolleman maar in het wilde weg schiet, met brandende pijlen dood en
verderf zaait, zo is iemand die zijn vriend bedriegt en zegt: “Het was maar voor de grap”.’ (Spr. 26:18,19)

Bijbelse gein

Wat iemand aan voorbeelden van humor in de bijbel vindt, hangt mede af van de eigen ideeën erover. Jager kiest kriskras zijn voorbeelden, bekende en onbekende, uit Genesis en Rechters, Job en de evangeliën, de brieven van Paulus en Hebreeën die je uitdagen zelf in een tekst steeds weer ‘de glimlach op Gods heilig gelaat’ op het spoor te komen. Een mooi voorbeeld van humor uit de bijbel noemt Jager de manier waarop uiteindelijk God alles in de geschiedenis van Jozef goed laat komen. Van de dromen en de jaloezie, van de vrouw van Potifar tot de schenker, van de beker in de reiszak tot de onthulling van de onderkoning: God speelt als een kind dat kralen rijgt. Hij hangt de eeuwigheid hier en daar zomaar aan een spinnenweb (85). Jager merkt ook op: het is jammer dat het Hebreeuws geen aanhalingstekens kent, dan zouden wij veel meer teksten als ironie herkend hebben. Ik zou zeggen: laat er ook vreugde gereserveerd blijven voor in de werkplaats.

Verdient dit boek het opnieuw uitgegeven te worden? Want het is door de actuele kwesties die Jager uit zijn dagen noemt een gedateerd boek. Er is toch ook al een Nico ter Linden, die met humor doorspekt kan schrijven? En een Guus Kuijer met zijn jongste publicatie? Toch geef ik het boek wel door aan oudere gemeenteleden, als ik op een boekenmarkt weer een exemplaar tegenkom. Omdat de leeservaring ervan zo aanstekelijk werkt, omdat het een bril aanreikt om naar de bijbelse (en kerkelijke!) werkelijkheid te kijken en omdat het zo zeker weet: Paasmensen krijgen een uitdagende houding tegenover het leven.

                                                                                              Peter Verbaan