De Geest is geen scepticus

logo-idW-oud

 

DE GEEST IS GEEN SCEPTICUS

‘in overeenstemming met de Heilige Geest hebben wij besloten….’
n.a.v. Hand.15:28

Het zijn woorden die wij niet snel in de mond zullen nemen. Wat een pretentie. De Geest en wij vinden….

Nu gaat het me er niet om dat deze zinsnede afkomstig uit de Nieuwe Bijbel Vertaling beter anders vertaald had kunnen worden. Een quickscan leert dat die autoritaire toon niet weg te masseren is: ‘de heilige Geest en wij hebben besloten’ (Wil.V.) ‘het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht’(S.V. ; NBG); ‘dat het de heilige Geest en ons goeddunkt’(Naard. B).

Wat is het dat zo ergert? Speelt de anti-autoritaire opvoeding ons hier parten – de geestelijke nivellering? Waardoor wij deze woordkeus niet appreciëren, zelfs niet uit de pen van de apostelen – want de apostelen schrijven het in een brief die Lukas weergeeft.

Of is het de hernieuwde aandacht voor het werk van de Heilige Geest in een steeds groter wordend deel van de (wereld!)kerk die ons soort mensen ertoe brengt slechts omfloerst over de Geest te spreken – we laten het wel uit ons hoofd onze gedachten en besluiten met die van de Geest te laten samenvallen!
Een andere mogelijkheid is nog dat de discussie rond de kerkorde van 1951 en de keuze voor het in gemeenschap met ten koste van het in overeenstemming met ons hier parten speelt. Zijn we – tot in de kerkorde van de Protestantse Kerk – niet met goede reden Van Ruler gevolgd, die argumenteerde dat in gemeenschap met én bescheidener én geestrijker – want minder formalistisch – klinkt?

Toch staat het er.

Okay, er staat in Handelingen 15 – het hart van het boek Handelingen – niet minder op het spel dan de hermeneutische hamvraag: de interpretatie van het Oude Testament, en daarmee de toekomst van de kerk. Hoe makkelijk dat laatste ook altijd weer geroepen wordt, als het ergens waar is dan wel hier. Het gaat om veel meer dan om polarisatie (‘veel twist’ vs.7) tussen twee groepen.

Dat hebben de apostelen al gehad, bij de eerste kerkvergadering in Hand 6. Daar kon nog unaniem worden besloten tot uitbouw van het aantal ambtsdragers en een herverdeling van de taken. Maar daar speelde nog niet het onderscheid tussen christenen uit de joden en christenen uit de volken.

In Hand. 15 wordt de besnijdenis het springende punt: het besluit scharniert om het verstaan van de genade, om de identiteit van de ecclesia die als een joodse sekte begon.

Rechtvaardigt dat misschien de woordkeus? Uit alles blijkt dat het apostelconvent diep doordrongen was van het feit dat God Petrus had uitgekozen om wat hij had doorleefd in de ontmoeting met Cornelius nu te delen en zo richting te geven aan de besluitvorming. Zelfs al bleef Petrus – getuige Galaten 2 – in de ogen van Paulus draaien.

We kunnen natuurlijk beweren dat de apostelen achteraf geconcludeerd hebben dat de Geest gesproken had. Dat lijkt voor vandaag de meest houdbare interpretatie. In die subjectieve betekenis kunnen we de gewraakte woorden zelfs billijken. Er is immers een krachtig besluit uitgerold?

Nou ja krachtig, daar kun je op afdingen. Je kunt redeneren dat Jakobus in zijn besluitvorming toch het compromis heeft gezocht – door de heidenen de lichte last van de ‘stijlwetten’ (Barnard) op te leggen. Al vreesde ongetwijfeld een deel van de vergadering dat die vroeg of laat ook nog te veel gevraagd waren – en geef ze eens ongelijk.

Zo pelt het verstand rok voor rok de ui af. Verstaan wordt ver staan van. Het boek Handelingen bevat dan nog slechts ‘de handelingen van de apostelen’, de Geest verdwijnt achter de geschiedenis.

Goedbeschouwd is het dan toch mijn vraag aan de vertalers: leveren we met de door de NBV gekozen formulering ‘in overeenstemming met de heilige Geest’ niet weer iets in? Het subjectieve van God, de act van de Geest verdwijnt in deze zinsnede nog meer naar de achtergrond. Het lijkt meer ‘na overleg’ in plaats van ‘in overleg’ te zijn besloten. Alsof de Geest nog slechts bevestigt wat mensen vinden….

Luther heeft me onlangs geholpen van de andere kant te beginnen.

Juist omdat de houding van Erasmus zo herkenbaar is – enerzijds loyaal aan de kerk en haar geloof, anderzijds een voorbeeld van een kritische, intellectuele distantie – schrikt Luther mij op als hij in zijn De servo arbitrio de humanist Erasmus toevoegt: spiritus sanctus non est scepticus (W.A. 18, 605, 32).

Wat maakt dat wij noch de apostelen, noch de Reformator hun woorden één, twee, drie kunnen nazeggen? Of als we als zouden durven zeggen dat de Geest geen scepticus is, ons meteen zouden haasten om te zeggen dat de Geest evenwel ook niet als stoplap is bedoeld?

Zijn het de eeuwen kerkgeschiedenis die ons hier parten spelen – alsof Luther niet alle grote concilies achter zich had. Zijn het de doperse tendenties in onze tijd – alsof die typering niet stamt uit de tijd van de reformatie? Is het onze gezagscrisis?

Hoe het ook zij: zolang ons omfloerst spreken zo nu en dan maar heilzaam wordt verstoord, hebben we de Geest misschien nog niet uitgedoofd.

Peter Verbaan

terug naar inhoudsopgave

volgende artikel