In één adem

logo-idW-oud

In één adem – Beschouwt de lankmoedigheid als redding (2 Petrus 3: 15)

Misschien was het aanvankelijk wel een eye-opener.

Geplaagd door kritische vragen – al dan niet geïnterneerd – zoekt de jonge gemeente haar weg. Waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? Het tekent de bekwame pastor annex apologeet, dat hij op de vraag ingaat en probeert het nog weer anders te zeggen. Zet nu eens alles op de noemer van de lankmoedigheid. God’s liefde heeft ‘macro-thumia’, een lange adem.

Zijn vondst is niet uit de lucht gegrepen.

De term lankmoedigheid had al een plaats in wat wel als een kernmoment in de openbaring van het Jahwegeloof is aangewezen: Exodus 34:6. In een adem wordt het hier genoemd samen met de woorden barmhartig en genadig, goedertierenheid en trouw. En als een refrein klinkt deze woordcombinatie door het Oude Testament: in de psalmen (86,103,145) en bij de profeten (Joël 2:13, Jona 4:2 Neh. 9:17).

Ook de apostel Paulus bezigt de term. Het is een van de gaven van de Geest. En het is bovendien het eerste woord dat bij hem opkomt, wanneer hij gaat uitleggen wat liefde is: de liefde is lankmoedig (1 Cor. 13:4).

Wat de pastor er niet bij zegt, maar mijns inziens wel had kunnen weten, is dat het woord lankmoedigheid ook goed verkeerd kan vallen. Een wrijfpaal kan worden. Jona heeft zich er al aan gestoord. ‘Ik wist wel dat u lankmoedig was’. Pardonner, c’est son métier!

Maar hier, bij de auteur van de 2de Petrusbrief, rijst de vraag: Komt zijn antwoord niet te snel? In termen van een verbatim: is P2 een adequate reactie? Peilt de pastor de vraag wel diep genoeg?

Ik ben geneigd in de kritische vragen van de spotters niet alleen ‘Parusieverzögerung’ te herkennen. Maar daarin en daarachter ook de crux pastoralis te horen: hoe rijmt God’s almacht en God’s liefde met het kwaad in de wereld ?

En dan rijst de vraag: is dit ‘donec veniat’ (totdat hij komt) een houdbare positie? Misschien niet als oplossing voor de vragen, maar wel als verlossing uít de vragen? Is het een eye-opener? Of sluit het juist de ogen voor de drama’s in de geschiedenis, doet het onrecht aan het lijden van zoveel mensen? Is deze suggestie na negentien eeuwen en een veelvoud van rampen niet over de datum? Wordt zo’n lankmoedige God in de loop van de geschiedenis niet een ongevoelige, liefdeloze of machteloze idee-fixe?

Onlangs exegetiseerde ik de enige plek in de evangeliën, waar het woord – preciezer het werkwoord – lankmoedig zijn, voorkomt. Het is in Mat. 18:21-35, waar een gelijkenis volgt op de woorden over zeventig maal zeven maal vergeven. ‘Heb geduld met mij’, roept de slaaf tegen de koning die hem tienduizend talent schuldig was (Mat. 18:26). En de koning laat hem niet alleen vrij, maar scheldt hem ook zijn schuld kwijt. De lankmoedigheid van de koning is zijn redding! “Loof de Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in zijn geduld” (Gezang 460:1).

Maar let ook op het vervolg. Daar zien we: die koning is niet ongevoelig, is niet onmachtig. Het is hem niet om het even, wat de knecht met de geschonken vrijheid doet. Leven van de vreemde vrijspraak is geen sinecure. Lankmoedigheid is gave én opgave.

Zo klopt er een vurig hart achter dat woord lankmoedigheid. Een groot hart dat zeventig maal zeven maal vergeven kan. Maar ook een hart dat kwaad wordt op het kwaad.

De pastor en de exegeet. Soms zijn het Zwei Seelen in einer Brust. De lankmoedigheid als redding? Het is een gedachtegang die me niet loslaat. En me niet bevredigt. Ik blijf stoeien met de woorden van de auteur van de Tweede Petrusbrief. Ik blijf ijsberen rond het kruis. Stom geslagen door het lijden. Maar ook met de Paasgemeente zingen, ‘innen’:

De aarde is vervuld

Van goedertierenheid

Van goddelijk geduld

En goddelijk beleid

Peter Verbaan