Denkend aan M.J.G. (Rien) van der Velden

logo-idW-oud

Denkend aan M.J.G. (Rien) van der Velden

‘Leben Sie jetzt die Fragen; vielleicht leben Sie dann allmählich, ohne es zu merken, eines fernen Tages in die Antwort hinein’. R.M.Rilke

Het was in de meivakantie, dat Van der Velden op 76-jarige leeftijd overleed. Vlak voor vertrek richting Wallis bereikte het bericht ons. In de auto hebben we er over gesproken en herinneringen opgehaald aan onze prof praktische theologie. Maar spoedig eiste de achterbank ons op.

Pas dagen later in het Rilke-museum, in de streek waar de dichter de laatste periode van zijn te korte leven woonde en waar hij ook ligt begraven, kwamen we erop terug. Omdat al grasduinend het oog op bovenstaande woorden viel. Woorden die ons herinnerden aan Van der Velden, aan zijn attitude, zijn existentiële wijze van theologiseren.

Zelf zegt hij in een interview in het kader van zijn afscheid als hoogleraar in 1993: ‘Ik heb bij Van Unnik – die hem ook bevestigde in zijn eerste gemeente – geleerd wat een wetenschappelijke aanpak is: kijken wat er staat, proberen door te dringen tot de diepere lagen, niet tevreden zijn met oppervlakkige, stereotiepe antwoorden’.

Zijn colleges – en dat waren er niet weinig: algemene praktische theologie, homiletiek, pastoraat, liturgiek, preekschets – kenmerkten zich allereerst door zijn nadrukkelijke, trage dictie. Het was bij niemand zo makkelijk aantekeningen te maken als bij hem. Je kon hem, achter de katheder en op de kansel, altijd van a tot z volgen. Steeds weer werd er zorgvuldig geluisterd naar diegenen die sporen hadden getrokken op het betreffende vakgebied. Een heel kader werd ontvouwd.

En daarna kwamen de – eerder spirituele dan methodische – vragen bij de verschillende posities. Zo werd, ontdekte je later, en passant ook een habitus aangekweekt. Van der Velden werd zonder meer smeuïg als het om de predikantspraktijk ging. Daar had hij in de voorgaande jaren als predikant en als rector van het seminarium zoveel van gezien. Over lastige of neurotische gemeenteleden, ‘lekke’ kerkenraden, glaasjes wijn op huisbezoek, het kluif- of deurmatgesprek, de preekopeningen en het mislukte kinderpraatje, de volle(!) zaal genoot van zijn voorbeelden en nergens kwam aan de academie de praktijk zo dichtbij als hier. In de eerste gemeenten hebben we nog vaak zijn naam met ere genoemd.

Ik geloof niet dat ik te veel zeg als ik deze leraar der kerk – en dat op allerlei niveau’s, ook op heel wat classes en gemeenteavonden was hij de spreker – ook een studentenvader noem. Al moest je de leerstof wel kennen, of zoals hij zelf vaak zei, de nieren ervan hebben geproefd, tentamen doen bij Van der Velden had altijd iets van een pastoraal gesprek. Waar zit je zelf, waar liggen je theologische, maar ook je persoonlijke vragen, je hobbels? Als eindcriticus op het dispuut was hij vaak kritischer naar de medestudenten dan naar de preekschrijver zelf. Hij had iets van een tutor naar engels model. Of, met een beeld van Cyrille Offermans, een binnenhuisarchitect, die je helpt dezelfde dingen anders te ordenen, zodat je beter thuis raakt in je eigen leven.

Het trof me te vernemen dat in de uitvaartdienst Prof de Knijff de vinger legde bij een pelgrimslied, psalm 84 en in het bijzonder bij vers 6b ‘In het hart zijn de gebaande wegen’.

Gereformeerd

Het eerste woord dat bij me opkomt, wanneer het erom gaat iets van zijn bijdrage aan kerk en theologie te schetsen, is het woord gereformeerd. Nu is dat bepaald geen onproblematisch woord, en dat heeft Van der Velden als geen ander geweten en aan den lijve ervaren.

Opgegroeid in hervormd-gereformeerde kring, met een vader die aannemer was en veel katholiek personeel had, kerkend in een evangelisatie die in de oorlog werd opgenomen in het geheel van de gemeente(Gemeenteopbouw!), besefte hij naar eigen zeggen al vroeg dat de kerk ondanks alle verschillen iets objectiefs heeft.

Woelderink, die in het ouderlijk huis werd gelezen, en Kohlbrugge, die doorklonk in de verkondiging, zouden hier sporen in zijn leven trekken. In zijn eerste gemeente kwamen daar, ook door de zware last van elke zondag twee keer preken, Gunning en A.J.Th. Jonker bij. Daar haalde hij zijn inspiratie en voorbeelden vandaan, ook al waren de ethischen inKuyper’s ogen maar ‘halven’ en waren het voor de Gereformeerde Bond toen vijanden.

In de hete jaren zestig, ’69 om precies te zijn, werd hij samen met Van Gennep benoemd als rector van het seminarium. Al leerde ik hem pas kennen in 1984 – het jaar dat hij hoogleraar in Utrecht werd en ik als student aankwam – een van zijn sterke kanten was waarschijnlijk toen al dat hij goed relativeren kon. Hij liep het tuinhek van de Gereformeerde Bond in en uit, bleek in gesprek met Miskotte, Tillich en Bonhoeffer, nam kennis van J.H. van den Berg en de liturgische beweging. Daaruit spreekt zijn theologische attitude. Of zoals hij schrijft in een lezing over ‘Gereformeerd belijden nu’ in 1996: “U begrijpt dat ik hier niet zou staan als ik niet geloofde dat het gereformeerd belijden van grote waarde is voor het heden en voor de toekomst. Dat alles sluit echter kritische vragen niet uit. Bovendien moeten we dat bijvoeglijke naamwoord ‘gereformeerd’ ook wat relativeren. Het gaat om het belijden van de kerk van alle tijden en alle plaatsen. Het gereformeerde is daarvan een gestalte. ‘Gereformeerd’ is een bijnaam”.

Zo had hij bij alle grensverkeer iets van de veerman: de kring waar men alleen maar sprak van ‘dat benauwde gereformeerde wereldje’ daagde hij uit met zijn vragen over een aantal gereformeerde noties. Maar in kringen waar Barth verdacht was, werd juist diens theologische inzet met verve gepresenteerd. En ook het denken over de cultuur – met dank aan Miskotte en Van Gennep? – werd als een belangrijke specimen van een theoloog en als een manco van bevindelijk gereformeerden ingebracht.

Liturgie

Het zwaartepunt in zijn werk, zegt hij bij zijn afscheid, lag bij de homiletiek en de liturgiek. Dat de liturgie een zaak van de gemeente is werd Van der Velden niet moe uit te dragen. Denk aan zijn Als wij samenkomen – liturgie in de gereformeerde traditie. Daarin lag voor hem ook een keuze in een van de belangrijkste spanningsvelden van de praktische theologie vanaf Schleiermacher: clerus of leek. Alleen: hoe consistent is deze visie wanneer je de centrale rol van de dominee als liturg in de gereformeerde traditie bekijkt?

En ook de volgende zinsnede kregen we ingepeperd: liturgie is in onze kerk geworden tot een identiteitspunt. En zodra dat het geval is, spelen andere factoren de hoofdrol. Kritische vragen krijgen een emotionele reactie.

Twee jaar geleden bleek nog weer eens het gelijk van die woorden in een discussie tussen Van der Velden en M. Barnard. Met als gevolg: weer een voortijdig einde van een kerkelijk gesprek.

Zelf werd ik pas echt ingewijd in de wereldwijde liturgische tradities van de verschillende confessionele families toen ik in Bossey studeerde. Ik ben zelf nu twaalf jaar in gesprek met mijn Bossey-vriend uit de kerk van Zweden, die bij de handoplegging bij mijn intrede naar eigen zeggen tenminste nog iets van de apostolische successie vertegenwoordigde. Maar juist op het punt van de liturgie, de verschillen tussen de lutherse of oecumenische en de gereformeerde traditie, worden we het de laatste tijd steeds meer eens: een gezonde portie Iona, Taize, maar ook charismatische inbreng verfrist de liturgie. Is dit alleen religieus gefröbel, of mag dit ook voortgang heten in de ontwikkeling van de oecumenische liturgiegeschiedenis? En welke oude en nieuwe schatten uit de traditie komen hier trouwens aan de dag?

Miskotte’s preken

Toch heb ik zijn belangrijkste contributie aan de Nederlandse theologie nu nog niet genoemd. Dat zijn ongetwijfeld de twee boeken die hij ons heeft nagelaten met preken en analyses van preken van K. H. Miskotte.

Het behoeft in deze kring van lezers geen betoog dat je je zowel aan Verzameld Werk dl. 3 als aan zijn dissertatie rijk leest. Bij alle methodische vragen die er bij het onderzoek te stellen zijn, geeft het een fraai inzicht in de wijze waarop Miskotte zijn eigen preken herbewerkte, onderscheid maakte tussen preken en meditaties – vgl. Pastoor over de vloer, VW 1 – en natuurlijk, het kritische gesprek met de geesten der eeuw. Van der Velden citeert in beide boeken de woorden van Henriette Roland Holst:‘ons hart is ingescheept op het wereldwoelen’.

De indruk, dat Van der Velden ook zelf door Miskotte’s preken werd gepakt, werd nog weer bevestigd toen ik kort na verschijning zelf begon te lezen in deel III. Rond 1990 had ik Van der Velden in Utrecht eens horen preken over ‘Gij’ in Ps. 73. Een preek die in zijn eenvoud en kracht onnavolgbaar was. Pas in 1997 ontdekte ik, dat Miskotte hier een belangrijk souffleur was geweest.

Ik breek af. Al zou nog veel meer te zeggen zijn. Van der Velden was uiteindelijk meer een schrijver van artikelen en kronieken dan van boeken. Anders dan zijn voorganger Jonker en zijn opvolger Immink liet hij ons geen praktisch-theologisch handboek na. Wel was er nog veel waarvoor hij zich hard maakte: het oeuvre van Rudolf Bohren bijvoorbeeld. Of de communicatie van het evangelie aan hen wie weinig intellectuele vorming ten deel is gevallen, zoals hij het in een van zijn stellingen bij de promotie verwoordde. Ook over de uitvaart, de zondeval van het pastoraat, de tucht en de homoseksuelen in de kerk heeft hij waardevolle dingen gezegd en geschreven.

In een zin: Van der Velden leefde de vragen van kerk en theologie. Het ging hem, om het met Bonhoeffer te zeggen, om geloof waaraan we met ons leven hangen. Hij bleef zoeken naar wat hij in zijn oratie ‘gestalten van het antwoord’ noemde. Met zijn plotselinge sterven is aan die zoektocht een einde gekomen.

Of is sterven in Christus een synoniem voor ‘in die Antwort hinein leben’?

Peter Verbaan