Theologie tussen kerk, universiteit en samenleving. Verslag van de 29e Barth-Tagung

logoIdW

 

THEOLOGIE TUSSEN KERK, UNIVERSITEIT EN SAMENLEVING. Verslag van de 29e Barth-Tagung

Wat zou de plek moeten zijn waar theologie bedreven wordt: de kerk, de academie of de maatschappij? Misschien ergens ertussenin? Is er eigenlijk überhaupt nog plaats voor theologie aan de universiteit, in de samenleving – in de kerk? Deze vragen stonden centraal op de 29e Karl Barth-Tagung in den Niederlanden, getiteld Orte der Theologie.

Vanaf 7 maart 2011 stond Hydepark een week lang in het teken van de theologie van Karl Barth. Eerst werd er een driedaagse internationale expert meeting gehouden, waarop de meest toonaangevende onderzoekers van de contemporaine Barthforschung (en een enkele bevoorrechte student) aanwezig waren. Vanaf de woensdagmiddag 9 maart kwam vervolgens een twintigtal geïnteresseerden samen om de jaarlijkse Barth-Tagung bij te wonen. De groep deelnemers bestond uit zowel Liebhaber als Kenner van de theologie van Karl Barth. Een enkeling kwam er voor het eerst, maar voor de meeste participanten was de Tagung een aangenaam weerzien van bekende medetheologen.

De veranderingen in kerk, universiteit en samenleving sinds het verscheiden van Barth in 1968 waren aanleiding tot het te bespreken thema Orte der Theologie. Juist nu is het van belang om Barths theologie te recontextualiseren. De kerk is enerzijds mondiaal geworden, anderzijds is ze in onze samenleving gemarginaliseerd. Aan de universiteit lijkt theologie langzamerhand op te gaan in de religiewetenschappen. In de samenleving lijkt men weer vrijuit over God te spreken – maar slechts een enkeling luistert nog naar wat de kerk te zeggen heeft. Te midden van dit alles heeft de theologie haar ooit vanzelfsprekende plaats verloren. Aan ons hedendaagse theologen was de nobele taak om de plaats van theologie opnieuw te doordenken – in de Arbeitsgruppen aan de hand van teksten van de grote meester zelf en tijdens de plenaire sessies aan de hand van een viertal lezingen. Deze lezingen belichtten het thema Orte der Theologie vanuit verschillende invalshoeken.

Referaten

Het referaat van Susanne Hennecke heette “Barth unter den Dichtern: Aspekte niederländischer Barthrezeptionen und die geisteswissenschaftliche Fakultät”.

Hennecke stelde dat de studie naar de theologie van Barth en de receptie van Barths theologie ook buiten de theologische faculteit van groot belang is, en besprak met ons enkele gedichten uit het Nederland van de jaren 1930. De gedichten gingen destijds door voor barthiaans – maar voor ons eenentwintigste-eeuwers was dat zo evident niet. Een voorbeeld van een dergelijk gedicht, geschreven door Roel Houwink:

Lente-Morgen

Zij hield den spiegel en bewoog toen even

het hoofd in zacht gewiebel, want gedachten

die haar lippen tot een glimlach samenbrachten

waren uitgevlogen … En een beven

van verwachting had haar hart zozeer bevangen

dat zij nauwlijks scheen te leven anders

dan een licht-bewogen, vroeg-ontloken

voorjaarsbloem.

Professor Arie Molendijk sprak over Barths visie op wetenschappelijke theologie. Zijn referaat droeg de titel “Auf einen unsichtbaren Grat: Nebensächliches zu Karl Barths Auseinandersetzungen über Theologie als Wissenschaft in den zwanziger und frühen dreißiger Jahren des 20. Jahrhunderts.” Molendijk analyseerde aan de hand van een reeks citaten de wetenschapstheoretische driehoeksverhouding van Barth met Heinrich Scholz en Adolf von Harnack ten tijde van het verschijnen van Kirchliche Dogmatik I/1 (1932). Na Molendijks referaat werd er levendig gediscussieerd over het wetenschappelijke karakter van theologie en de taak die de theoloog heeft ten opzichte van de kerk.

Professor Günter Thomas sprak in zijn lezing met de titel “Die Aufgabe der Evangelischen Theologie im Ensemble universitärer Religionsforschung: Eine Zumutung” over de plaats van de theologie aan de universiteit. Enerzijds kan theologie veel leren van andere wetenschappen en heeft ze de plicht zichzelf voor hen begrijpelijk te maken. Anderzijds echter hebben de andere wetenschappen ook iets van de theologie te leren: de theologie herinnert de universiteit bijvoorbeeld aan de circulariteit, de eindigheid en de Ereignishaftigkeit van alle kennis. Thomas formuleerde aan het eind van zijn lezing over de plaats en het karakter van theologie aan de academie een tiental thesen die op vrijdagochtend, na de lezing van professor Erik Borgman, besproken zouden worden.

Professor Borgman besprak de plaats van geloof in onze agnostische cultuur onder de veelzeggende titel “… for the place where you stand is holy ground: The World as a Place of God’s Arrival”. Borgman beriep zich op de theologie van Karl Barth door te stellen dat theologie Gods Woord beantwoordt. Spreken over God begint daar waar God zelf spreekt. Anderzijds verschilt zijn eigen theologie naar eigen zeggen fundamenteel van die van Barth; hij noemde de naam van Albertus Magnus en citeerde uit Psalm 19: “De hemel verhaalt van Gods majesteit, het uitspansel roemt het werk van zijn handen” om te verdedigen dat deze wereld toch echt Gods wereld is en dat God daadwerkelijk aanwezig is in zijn schepping.1 In onze agnostische tijd (Anton Houtepen) is het de taak van de theologie om aan te tonen dat juist deze wereld in deze tijd de “heilige grond” is waarop God aanwezig is. De juiste plaats voor de theologie is daar waar God zich laat vinden, en dat is primair daar waar de patronen van het dagelijks leven doorbroken worden. De kerk duidt deze existentiële ervaringen en getuigt van de hoop waarvan ze weet door Jezus Christus. De academie is de instantie die dit alles kritisch en reflectief analyseert. Zo moet men zeggen dat theologie zich niet kan en niet moet beperken tot kerk, academie of praktijk. Theologie is spreken over een God die aanwezig is in de gehele werkelijkheid. Het is niet of-of, maar en-en! Daarom: Orte der Theologie.

Arbeitsgruppen

De voorbereidingscommissie van de Tagung had enkele passende teksten van Barth geselecteerd die gezamenlijk gelezen werden in de zogenaamde Arbeitsgruppen. De groep onder leiding van Günter Thomas besprak de briefwisseling tussen Barth en Von Harnack. Zelf nam ik deel aan de groep van Rinse Reeling Brouwer. We bespraken de beroemde passage uit KD IV/3 over de betekenis van de ware woorden die in de wereld, extra muros ecclesiae, klinken (§69.2 “Das Licht des Lebens”).

De kerk zou kunnen menen dat ze alles bezit wat ze nodig heeft: de Schrift, de Zoon, de Geest. Maar ze moet niet vergeten dat ze Gods zelfopenbaring juist niet in bezit heeft. Het vrije Woord Gods laat zich niet opsluiten in de kerk. Ook daarbuiten klinken ware woorden. Ik citeer een karakteristieke volzin van de meester zelf: “Gerade die von dem einen Wort des einen Propheten Jesus Christus lebende und von ihm mit der Verkündigung dieses seines Wortes in der Welt beauftragte und dazu ermächtigte Gemeinde darf nicht nur, sondern muß damit rechnen, daß es solche Worte gibt und daß auch sie sie zu hören hat.” (KD IV/3, 128) De gemeente moet haar ogen en oren openhouden, middenin de wereld staan en het goede wat ze tegenkomt, de ware woorden, in dankbaarheid aannemen en bewaren. Enige toetssteen voor de waarachtigheid van dergelijke wereldse woorden is het ene ware Woord; het zijn “solche Worte also, die die Gemeinde erst recht und tiefer als zuvor in die Schrift hineinführen würden.” (ibidem)

Barth past er nadrukkelijk voor om voorbeelden te noemen. “Nicht weil es der Dogmatik (geschweige denn dem Dogmatiker!) verboten wäre, in irgend einem besonderen Zusammenhang auf dieses oder jenes Menschendasein oder Geschehnis oder Unternehmen oder Buch notorisch nicht-biblischer, bzw. nicht-kirchlicher Art – auf das, was da im höchsten Sinn wahrhaftig gesagt sein möchte, ausdrücklich hinzuweisen.” (152) De reden is dat Barth nog altijd een reguläre en geen irreguläre dogmatiek schrijft (cf. KD I/1, 292ff). Wereldse woorden zijn altijd problematisch en discutabel. “Unproblematisch und undiskutierbar ist aber die Prophetie des Herrn Jesus Christus: ihre Allmacht, auch extra muros ecclesiae solche wahren Worte hervorzubringen, sich auch durch sie zu bezeugen.” (153)

We sloten de laatste sessie af met de vraag naar een voorbeeld van een dergelijk waar woord. Uiteindelijk kwam Rinse Reeling Brouwer met een suggestie: de komst van scheiding tussen kerk en staat. Maar ja: volgens Barth is ook dat voorbeeld per definitionem discutabel.

Ten slotte

De Barth-Tagung was wederom een enerverend en inspirerend evenement geweest, daarover was men het roerend eens in de afsluitende evaluatieronde. Er gingen stemmen op om de voertaal van de Tagung niet langer te beperken tot het Duits. Voor sommigen is het nu eenmaal prettiger om eigen gedachten te formuleren in het Engels dan in het Duits. Volgend jaar wordt er daarom Engels gesproken door deelnemers die het Engels beter beheersen. Noteert u alvast: 15 tot en met 17 maart 2012. Het zij u van harte aanbevolen.

Gerard van Zanden

Auteur is masterstudent Theologie aan de PThU vestiging Kampen en student-assistent bij de onderzoeksgroepen Sources en Beliefs

1 Het is zeer de vraag of de onderliggende kritiek op Barth terecht is. Ik zou willen wijzen op het recentelijk verschenen proefschrift van I.J. Smedema, Grond onder de voeten: Karl Barths scheppingsleer in KD III/1 opnieuw gelezen (Zoetermeer: Boekencentrum, 2009). Smedema bekritiseert de receptie van Barths scheppingsleer in Nederland. Ook na de Tweede Wereldoorlog werd Barth nog altijd gelezen als de tegen de natuurlijke theologie strijdende Barth van voor de oorlog. In KD III/1 kan Barth de schepping echter de aüßerer Grund des Bundes noemen en verdedigt hij vanuit de christologie het geloof in God de Schepper. In Christus zien we dat de schepping inderdaad Gods schepping is, dat onze wereld Gods wereld is.