Polygamie

logo-idW-oud

 

POLYGAMIE

Mogen we van de heer M. Staudt nu binnenkort actie verwachten om tot opheffing te komen van het verbod op polygamie, dat onze wetgeving kent?

Dat zou toch de consequentie moeten zijn, als hij (IdW, 39/2) het volgende schrijft. “Ook in het staatsrecht moet het leven zoals de burgers daar zelf vorm aan geven het primaat hebben. Zeker dat leven biedt te weinig taferelen van geluk, gerechtigheid en harmonie. Maar de staatsmacht inzetten om het leven naar bepaalde abstracties te hervormen – dat en dat moet daar en daar de getalsverhouding van mannen en vrouwen worden – is de duivel uitdrijven met Beëlzebul, of tenminste de olifant engageren als binnenhuisarchitect. Dat geldt met name waar heersende groepen in hun abstracties de waarheid omtrent het leven der anderen in pacht menen te hebben. Waar men die anderen bijvoorbeeld verdeelt in van staatswege te beteugelen onderdrukkers (gereformeerde mannen) en van staatswege tegen hun zin te emanciperen onderdrukten (gereformeerde vrouwen), loopt men over beide groepen heen.”

Staudt levert hiermee toch een prachtige argumentatie, op grond waarvan polygamie geoorloofd zou moeten zijn, nu wij in ons land bevolkingsgroepen aantreffen die stammen uit een traditie waarin deze is toegestaan. Waar haalt de staat het recht vandaan om dat te verbieden?

Staudt ziet de staat veel te veel als een instituut, waartegenover de burger zijn rechten moet zien staande te houden. Dit lijkt me een funest uitgangspunt. De staat staat niet tegenover de burgers. De staat wordt gevormd door die bur-gers en is een uitdrukking van de cultuur, die de burgers vorm geven. Dat is een veel bredere opvatting van de staat dan in de filosofie van Staudt tot uitdrukking komt.

Net als de cultuur is de staat in ontwikkeling en brengt daarbij langzamerhand steeds meer van de door Staudt ge-noemde “idealistische abstractie” van de Franse revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederschap – tot realisatie. Had de kerk zich in het verleden maar positiever ingesteld tegenover deze idealen. Dan zou haar beeld er nu bij velen anders hebben uitgezien. Maar dit terzijde.

Cultuur ontwikkelt zich en daarmee ook de staat. Als dus de vrouwenrechten meer en meer aandacht krijgen in onze cultuur dan kan het niet anders of de staat – in de gestalte van de Hoge Raad – gaat daarin mee. Dat is niet vanwege het activisme van de Clara Wichmannstichting, maar vanwege een goed aangevoelde ontwikkeling in ons denken en voelen. Dat verdraagt niet dat er in de politiek, waar we allemaal mee te maken hebben of we willen of niet, vrouwen achteruit gesteld worden. Wat kerken, waar je vrijwillig lid van bent, doen is hun zaak, maar de staat daar hoor je bij door je geboorte en leven in ons land. Net zo min als sinds midden negentiende eeuw de slavernij (eerder geduld of zelfs verdedigd door de kerk! ) niet meer kan en verboden is, zo kan nu achteruitstelling van de vrouw in de politiek niet meer. Onze cultuur verdraagt dat niet meer.

Polygamie ook niet, lijkt mij.

A. van Ginkel