Versteende religie

logo-idW-oud

 

VERSTEENDE RELIGIE

Durven wij in de islamdiscussie behalve de islam af te schilderen als een ons vreemde, premoderne eercultuur, óók de confrontatie met onze eigen christelijke en westerse traditie aan te gaan en vormen van ‘versteende religie’ die zich daarin voordoen op te sporen? Voor mij ligt, ter bespreking, een aanstekelijk essay dat deze vraag opneemt. Auteur is de Nijmeegse oud universitair docent en Bonhoefferkenner Hans Dirk van Hoogstraten. Langs velerlei invalshoek benadert hij zijn vraag, theologisch geschoold, filosofisch onderlegd, historisch bewust en sociaalethisch geïnteresseerd. De theocratie wordt uit het zadel gelicht, de autonomie verdedigd en de Mammon onder kritiek gesteld.

Verstening

Rode draad in het boek van Van Hoogstraten is de metafoor van versteend hout. Het is eigenlijk een misleidende term, want versteend hout is steen. Van het oorspronkelijke hout blijft bij petrified forest geen spaander over, maar wel de vorm. We weten bovendien dat deze steen er nooit geweest zou zijn zonder hout. Van Hoogstraten past de metafoor in zijn boek toe op het verschijnsel religie. Verstenen doet religie als de oorspronkelijke tweede viool die de godsdienst in het leven behoort te spelen, tot eerste viool wordt. Daardoor treedt een vorm van religieus absolutisme op, dat gepaard gaat met dwingende metafysische systemen en voorschriften, die de autonomie ondermijnen en zich als een kaasstolp over het leven en over de omgang met andere tradities en mensen uit andere culturen leggen. Het behoeft geen betoog, dat dit proces zich in de moslimcultuur en in fundamentalistische kringen veelvuldig voordoet: dat de religie het leven in zich opzuigt en de ander, die buiten staat, tot ongelovige maakt.

Spannend is de vraag, hoeveel versteende religie er in de christelijke traditie en in de postmoderne cultuur aanwezig is, al dan niet onder de oppervlakte. Als de versteende religie in zijn westerse gedaante evengoed herkend en erkend wordt als die in islamgewaad, dan zijn twee gelijkwaardige gesprekspartners geboren. Voorlopig heeft het Westen in zijn machtigste vertegenwoordiger een heel andere strategie gevolgd (met geweld democratie exporteren). Daarom is het tijd voor bezinning op de vraag hoe het gesprek en de confrontatie met de islam moeten worden aangegaan.

Reis

Om een aantal essentiële elementen in de islamdiscussie boven tafel te krijgen, geconcentreerd rond het begrip versteende religie, maakt Van Hoogstraten een boeiende reis langs een aantal symbolische hoofdsteden. Hij begint en eindigt zijn reis in Manhattan, waar de krachten van (seculier) jodendom, christendom en de extreme islam elkaar als nergens elders ter wereld hebben gekruist. Zijn tocht voert langs Mekka als de moslimstad bij uitstek, langs Wenen als hoofdstad van de psychoanalyse, Athene als de stad van de grondleggers Aristoteles en Plato, Jeruzalem als ontmoetingsplek van de drie grote religies, en Berlijn als stad van jodenster en van Dietrich Bonhoeffer. Telkens zoekt hij in deze steden naar de bijbehorende symbooltaal, naar momenten van verstening, beslissende gebeurtenissen, inspirerende verhalen en ontmoetingen, en verborgen gelijkenissen met ontwikkelingen in de islam. Resultaat is, zo maakt Van Hoogstraten als gids duidelijk, dat wij zullen moeten toegeven dat er ook in de christelijke traditie en in de moderne westerse manier van leven en denken veel vormen van verstening en van versteende religie zijn aan te wijzen, die evengoed het virus van de dood en van het antisemitisme in zich dragen als de extremistische islam. Het gaat vooral mis volgens de auteur als de metafysica begint mee te doen en tot allerlei vormen van verharding, verstarring en verstening leidt. Waarheidclaims en een hemel die naar de aarde getrokken wordt, ze bederven het spel van de verbeelding, de lach en de luchthartigheid. De roomse wereldkerk brengt het er niet beter vanaf. Ook de moederkerk stelt zichzelf op de voorgrond en laat weinig ruimte voor het polyfone leven en voor autonome wereldburgers, die er geen behoefte aan hebben sacramenteel gewiegd te worden in de schoot van de kerk. Ridderlijk weigert Van Hoogstraten een dergelijke vrijwillige onmondigheid.

Tenach

Om zijn begrip van versteende religie een kritisch tegenover te geven, contrasteert hij de verstening in de wijze waarop zowel het christelijke westen als de moslimwereld met religie zijn omgegaan, een en ander maal met de wijze waarop het in hun beider ‘moederreligie’: in de joodse Tenach toegaat. Hier komt God en het goddelijke verhalenderwijs ter sprake, vragenderwijs en spelenderwijs. In het kader van het verbond is autonomie gewaarborgd en wordt de mens als subject niet opzij gezet in slaafse onderworpenheid. Er blijft door de verhalen die verteld worden in de Tenach, als reflectie op ervaringen van onderdrukking en bevrijding, ook een zekere afstand, die humor mogelijk maakt en de strenge aristotelische, thomistische en islamitische systemen aan het wankelen brengt, zoals het boek van de lach in de bekende thriller van Umberto Eco. Systematische interpretatieschema’s passen niet bij de aard van het joodse denken. De confrontatie met de oorspronkelijke joodse religie betekent voor zowel de islamitische als de christelijke religie hun demasqué als versteende religie. Beide geloofstradities zijn ernstig gebaat bij een joodse herbronning. In de Tenach dragen verhalen traditie over, antimetafysisch, speels en met humor, zoals in het verhaal van Jona. Het Jodendom is geen totaliserende religie en minder vatbaar voor religie als legitimering van de bestaande orde. Probleem is alleen, dat er veel ‘metafysisch georiënteerde’ christenen en moslims zijn, die in hun absolutisme nog altijd hun angst bezweren (Freud) en Joden haten in hun ‘spelen met God.’ Juist de speelsheid staat heilige onderworpenheid aan een religieus getoonzette eercultuur in de weg.

Tweede viool

De metafoor van de tweede viool speelt een minstens zo belangrijke rol in de denkweg die Van Hoogstraten aflegt als het begrip versteende religie. Beide vormen van beeldspraak leggen elkaar uit. Waar dit gebeurt, raken wij aan de kern van zijn betoog. Religie heeft volgens hem alleen kans van slagen, als zij precies gedefinieerd wordt. Religie vertoont de neiging een overheersende rol te spelen: de eerste viool. Daar moeten we niet in meegaan, want dat bederft het leven en de vrije omgang met elkaar. Wie zich laat meezuigen door een alles overheersende religieuze metafysica, of dit nu is in de vorm van islamculturen, van een katholiek universum of van de vrijemarktimperatieven, is volgens Van Hoogstraten verloren. Mensen die van een versteend geloofssysteem deel uitmaken, religieus of seculier (religie hielp het kapitalisme in het zadel, dat zijn priesters heeft in de onaantastbare managers), hebben hun leven uit handen gegeven, hun autonome rol als vrij partner in het verbond, dan wel hun mondige burgerschap in een vrije democratie. Religie als tweede stem in het gebeuren: daarmee zitten we op het goede spoor. Deze kwalificatie geeft het geloof en de verbeelding van mensen een onverwachte wendbaarheid en dynamiek. ‘Spelen met God,’ zoals in de verhalen over Israel, het volk van de verbeelding, veronderstelt een mate van afstand. Als religie de tweede viool speelt en zich niet op de voorgrond dringt, reikt zij ons de helpende hand om onze eigen plek in de wereld (en ‘binnen de globaliseringsmoloch’) in te nemen.

Bonhoeffer

In Berlijn scherpt Van Hoogstraten zijn blik ook aan die van Bonhoeffer en zijn brieven uit de gevangenis. Bonhoeffer stelde zich teweer tegen een rechts totalitair systeem, dat zich definitief tegen het jodendom keerde en de religie misbruikte om het volk te mobiliseren. Bonhoeffer doorzag de misleiding en voorzag dat de(ze) religie in de toekomst overbodig zou worden. Daarom maakt hij in zijn denken als lutheraan een revolutionaire omslag: de twee rijkenleer heeft afgedaan, de religie is uitgediend en het Nieuwe Testament zullen we vanuit de joodse Tenach moeten uitleggen. Het christendom is geen verlossingsmythe, maar zal het voorlaatste weer serieus moeten leren nemen, de Diesseitigkeit van het door God geheiligde aardse leven in zijn volle lengte en breedte, en de verantwoordelijkheid, waaronder die voor de joodse slachtoffers van de staatsterreur. Alleen wie het voor de joden opneemt, mag gregoriaans zingen; wij leven in het voorlaatste; en goedkoop comfort verstaan als genade is een leugen: ziedaar het dynamiet dat Van Hoogstraten ophaalt in Berlijn, om het in de slothoofdstukken onder het vrije marktdenken aan te brengen, niet in zijn historische vorm – secularisatie is de gang van de geschiedenis, de Verlichting een noodzakelijke exodus – maar in zijn absolutistische vorm van alleen maar groei, méér consumptie, export en nog meer geld verdienen.

Sturing

Wat het moderne, zichzelf absoluut stellende marktdenken mist, is sturing. Het marktdenken is zelf een nieuwe vorm van versteende religie geworden en mist node de elementaire sturing door de tweede oude joodse vragen: wat tot zegen is en wat tot vloek. Zo spreekt de Tenach ook in het slot van het betoog mee, in lijn met de ontdekkingen van Bonhoeffer.

Het essay van Van Hoogstraten is een spannende tocht onder leiding van een welgeïnformeerde gids. Zijn integrale aanpak om jodendom, christendom en islam, en premoderne, moderne en postmoderne denkers met elkaar in gesprek te brengen, leidt tot een uiterst boeiende reis. Een wat minder sterk punt is misschien de wat naïeve en romantische voorstelling van de joodse traditie, waarvan Van Hoogstraten de verstening minder diepgaand beschrijft. Hij neemt het joodse denken op naar zijn beste vorm. Heel veel moeite heb ik daar niet mee. God is de God van het leven, en het oefenen van een speelse en kritische houding in zake religie en geloof: daarin gaat de auteur ons voor.

T.G. van der Linden