Van de redactie 45/7

 

logoIdW

Ook dit jaar weer een extra dik zomernummer grotendeels gewijd aan één onderwerp. Maar anders dan voorafgaande keren hebben we uitdrukkelijk een beroep gedaan op scribenten van buiten het erf, en we zijn blij – en beschouwen het ook een beetje als een eer – dit keer ook geluiden uit andere hoek te kunnen laten horen.

De stad. Wie zou zonder haar kunnen? En wie heeft er niet een mening over of gevoelens bij? Want de stad is van alle tijden, maar er is niets zo veranderlijk als zij. Ja, de stad is als een vrouw, volgens een oude poëtische traditie… Willem Maarten Dekker zet bijbelse lijnen uit over de stad in heel haar dubbelzinnigheid. Achmed Aboutaleb, burgervader van wat sommigen zien als de enige echte stad van Nederland, schrijft over de moderne stad vol kansen maar ook schaduwkanten. Hij is overigens niet de enige die ter ondersteuning van zijn betoog verwijst naar poëzie. Peter Verbaan bijvoorbeeld wijst naar een lied van Ivo de Wijs, als hij spreekt over de noodzakelijke binnenkant van de stad: de parken als haar longen, als de sabbat van de week.

Ger Groot zat aan de voeten van de postmoderne filosoof Derrida in Parijs, wat hem voorgoed heeft genezen van de gedachte aan één blijvende stad. Roept elke stad niet nieuwe pleisterplaatsen op? Benno Barnard werpt dan in een speciaal gedicht de vraag op of zij zich überhaupt wel vinden laat, op die ‘gloeiende afspraak’ van het rendez-vous.

Wessel ten Boom zet theologisch in als hij de stad definieert als een opeenhoping van zondaren, wat hem brengt tot kerkvader Augustinus. Machteld de Mik houdt hoe ouder zij wordt meer van het provinciestadje Tiel. Vanuit zijn ervaringen als predikant overweegt Udo Doedens het dorp en de stad en hoe de kerk sociologisch en theologisch daarin functioneert. At Polhuis werd geboren in Amsterdam en woont al eeuwen in Rotterdam. Hij spreekt expliciet over de verliezers in de stad. Rest ons het loflied op het vlakke land dat Willem Maarten Dekker houdt? Weet, lezer, dat u hoe dan ook verdwaalt in deze straten of zelfs doodlopende stegen, maar geniet dan van de gedichten onderweg als neonbakken licht.

Tot slot: Coen Constandse schrijft over Cruijff in cultureel perspectief, Gerard van Zanden houdt een pleidooi voor de Heidelberger catechismus, ondergetekende dook in De socialisten van H.P.G. Quack en At Polhuis doet even flink aan politiek – komt dat niet van polis?

Dat was de stad. Over meerdere weken liggen wij opnieuw op de mat.

Wessel ten Boom

In de Waagschaal – voor wie wil overzomeren