Wat leren we van het nee bij het referendum over Europa?

logo-idW-oud

Wat leren we van het nee bij het referendum over Europa?

 
Na de Tweede Wereldoorlog is er tussen landen die lid zijn van de Europese Unie (vroeger: EEG) geen oorlog meer gevoerd. Dat is haast een wonder voor iedereen die de geschiedenis van Europa een beetje kent. Een geschiedenis die een aaneenschakeling is van bloedige conflicten. Niettemin heeft Nederland in grote meerderheid nee gezegd tegen het ontwerp van het Europese grondwettelijke verdrag. Waarom? En is dat erg? 
 
Vrijwel niemand in Nederland is tegen Europese samenwerking. Ook niet de woordvoerders die voor het ‘nee’ hebben gepleit. Er zijn weinig tegenstanders te vinden van de interne markt, al vinden velen dat de regelgeving op dat gebied nogal is doorgeslagen. Ook de interne veiligheid en het voorkomen van terroristische aanslagen is zeker een belangrijk onderwerp voor een Europese aanpak. Milieubeleid, bepaalde elementen van het energiebeleid, het asielvraagstuk, ontwikkelingssamenwerking, weinigen ontkennen dat samenwerking in Europa op die gebieden een meerwaarde heeft. 
 
En toch stemde bijna tweederde van de bevolking tegen. 
 
‘Het gaat de Nederlanders blijkbaar te hard,’ zegt premier Balkenende. ‘Men is bang voor een Europese superstaat.’ Daar zal hij gelijk aan hebben. 
 
Brussel zou zich niet moeten bemoeien met allerlei details van de productiemethoden, vinden velen. En als wij in Nederland Artis willen subsidiëren, dan gaat dat Brussel niks aan. Voor een bezoek aan een diergaarde wijken we heus niet uit naar een concurrent in Londen of Parijs. 
Toch denk ik niet dat de essentie van het ‘nee’ te vinden is in dit soort argumenten. De kernvraag lijkt mij waarom zoveel burgers het standpunt van hun politieke leiders – op wie ze bij de laatste verkiezingen toch hebben gestemd – niet hebben gevolgd. De mensen hebben echt wel geweten dat het om een belangrijk en complex vraagstuk ging. Een problematiek die ze niet helemaal konden overzien. Alle reden om te doen wat de Haagse politici van hun voorkeur hun aanraadden. Maar daar hadden ze deze keer geen zin in. 
 
Het zou de Haagse politici zeer moeten verontrusten. Een nieuw signaal na dat van Fortuyn enkele jaren geleden. Een nieuw bewijs dat ‘de politiek’ onvoldoende voeling heeft met wat de burgers vinden en waarom ze dat vinden. De bouw van het gemeenschappelijke Europa is voortgegaan zonder bezinningsmomenten. Zonder dat werd gepeild hoe de gevoelens van de burgers in de lidstaten zich t.o.v. Europa ontwikkelden. De uitbreiding is gegaan met een sneltreinvaart. Maar Fransen, Duitsers, Engelsen laten zich niet op commando ombouwen tot Europeanen. Waterloo, Versaille, Neurenberg zijn nog te kort geleden. We zien Lance Armstrong, Amerikaan, net zo lief of liever de Tour de France winnen dan de Italiaan, mede-Europeaan Basso. Rationeel zijn er prima argumenten voor de beleidsdaden betreffende Europa van de laatste decennia, maar politiek is minstens zozeer een zaak van de buik, van het gevoel, als van het hoofd. Wie daaraan voorbijgaat, loopt een keer tegen de lamp. 
Vertrouwen de burgers hun politici nog? Of huist er meer visie onder de kiezers dan bij de politieke leiders? Die gedachte bekruipt me soms. 
 
Een paar voorbeelden. 
 
Onderzoek wijst uit dat een meerderheid van de Nederlanders best meer wil betalen voor vleeswaren als dat zou betekenen dat varkens een beter leven krijgen. Daarvoor zou de politiek strengere regels moeten stellen over de voorwaarden waaraan de bio-industrie moet voldoen. Maar de politiek verschuilt zich achter Brussel. We zullen er in Brussel voor pleiten, zegt Den Haag. Als Brussel niet wil, jammer, dan gaat het niet door. 
 
Ander voorbeeld. Het is voor iedereen waarneembaar dat het klimaat verandert. Dat komt hoogstwaarschijnlijk door de productie van de vele kooldioxide, die vrijkomt bij de verbranding van olie en gas. De enige duurzame energiebron is de zon. Daar kan gebruik van worden gemaakt op een indirecte manier, door middel van bijvoorbeeld windenergie of biomassa (allemaal energie van de zon afkomstig) en dat is natuurlijk goed. Maar het is lang niet toereikend om de klimaatverandering te stoppen. Daarvoor zouden op grote schaal zonthermische centrales in de woestijnen moeten worden gebouwd, waarbij de zonnewarmte d.m.v. een stoomgenerator wordt omgezet in elektriciteit. Dat kan, dat zou na tien of twintig jaar ook rendabel zijn. Maar het gebeurt niet. Er zijn te veel belangen mee gemoeid en er ontbreekt visie. M.i. voelt de bevolking beter aan dat er nodig zo iets moet gebeuren dan de meeste politici. 
Ik heb voor het grondwettelijke verdrag gestemd, maar ik zit er niet mee dat het resultaat nee was. Europa gaat heus wel door. De uitslag van het referendum zou een geweldige winst zijn als politici er door gingen beseffen dat ze dichter bij de burgers moeten staan. 
 
Een van de reacties van de Tweede Kamer op het nee was dat er een brede maatschappelijke discussie over Europa zou moeten komen. Vreemd. Ik dacht dat we die net hadden gehad. Een intensievere discussie dan die in de laatste weken voor het referendum heeft plaatsgevonden, valt niet te organiseren. De les was dat de politiek veel nauwer contact moet houden met de burgers als het nieuwe stappen in het proces van de Europese eenwording betreft. Dat kan men doen, daar zijn geen ingewikkelde processen voor nodig. 
 
Maar hebben de politici ook begrepen dat het schort aan vertrouwen? Vragen de leidende politici zich af waarom de burgers hun advies betreffende het referendum niet hebben gevolgd? Vragen ze zich af op welke andere gebieden ze misschien niet worden vertrouwd? En waarom niet? Het antwoord op die vragen heeft mijns inziens de hoogste prioriteit. 
 
Jan Terlouw