Commentaar (Ruim een jaar later…)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (Ruim een jaar later…)

Bij de invoering van de Nieuwe Bijbelvertaling is door de Synode uitdrukkelijk gevraagd het gebruik van de NBV binnen de ‘eredienst’ (wie is ooit met dit rare woord begonnen?) te beproeven. Dit met het oog op een definitief fiat na vijf jaar. Dat fiat heeft natuurlijk het soortelijk gewicht van een graankorrel, want geen enkele gemeente die nu tot invoering besloten heeft, zal straks weer besluiten tot uitvoering. Het en masse overgaan op de NBV in de modale gemeente, zonder eerst ook maar iets te proeven, kwam namelijk niet zozeer voort uit een oprecht ontbrande liefde voor de NBV, als wel uit een langslepende afkeer van de NBG. En die afkeer is over vijf jaar bepaald niet kleiner geworden… Men is dus geneigd het bekende woord Roma locuta, causa finita als volgt te parafraseren én actualiseren (daarmee zich geheel bewegend in de lijn van deze vertaling): Jongbloed heeft gedrukt, de vertaling is gelukt. Daar ligt ze, honderdduizendvoudig op de kansels door heel Nederland. Wie zal haar bekritiseren, wie zal haar durven te weerspreken? Vier catechisanten uit Arnhem dachten er, tot verbazing van huiscatecheet en predikant, heel anders over…

Er stond een jeugddienst op stapel, en waarom niet actueel inspelen op de zojuist uitgekomen vertaling? Het volgende werd afgesproken. De vier meisjes van de catechisatiegroep van 15/16-jarigen (allen 15 jaar oud) zouden ter voorbereiding vier vertalingen voorgelegd krijgen en na aandachtige lezing hun voorkeur mogen uiten. Gewoon maar de tekst van het rooster van die zondag (wat de roeping van de discipelen bleek te zijn). Welnu, welke vertaling heeft jullie voorkeur: de Statenvertaling, de NBG-vertaling uit 1951, de NBV of de Naardense Bijbel? Dit is wat de catecheet mij meldde.

Eén meisje gaf de voorkeur aan de NBV, omdat die ‘in modern Nederlands was geschreven’. Ik ben zo vrij om te zeggen dat dit meisje (zo goed als) nooit in de kerk zit. Een ander meisje, een behoorlijk trouwe kerkgangster, gaf aan dat de NBV voor haar zelf ‘niet zo nodig hoefde’ omdat de taal van de NBG haar vertrouwd was, maar dat de NBV voor een onkerkelijke vriendin die eens mee zou gaan, waarschijnlijk wel makkelijker te begrijpen was. Eén meisje, elke week present, was meteen gewonnen voor de SV omdat je het beste over God kon horen in ‘vet cool ouderwets Nederlands’. Maar het opvallendst was de voorkeur van nummer vier, intellectueel niet het grootste licht op aarde. Door zijn korte, afgebroken regels vond zij de Naardense Bijbel het fijnst… ‘Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd?’ (1 Cor. 1:20a)

Natuurlijk zal deze ervaring ons moderamen nooit bereiken, nog niet eens met een nietje toegevoegd. Dat is jammer, want zij maakt duidelijk dat het overtuigd worden door Gods Woord helemaal niet zo een-lijnig afhangt van ‘natuurlijk Nederlands’ als velen geloven. De vraag wat de geest van de NBV is, is natuurlijk veel belangrijker. Laat die discussie eens beginnen.

Wessel ten Boom