Nader tot Vestdijk – Een interview met Mieke Vestdijk

logo-idW-oud

 

NADER TOT VESTDIJK (I) – Een interview met Mieke Vestdijk

De schrijver Simon Vestdijk (1898-1971) mag zich nog steeds in een zekere populariteit verheugen. Zo verscheen in 2005 zijn biografie van Wim Hazeu, die snel een tweede druk beleefde en bezorgde deze daarna de briefwisseling met Henriëtte van Eyk, op wie Vestdijk na de oorlog een tijdje zeer verliefd is geweest. Maar ook zij kon hem niet weghalen uit Doorn, waar hij zich geheel toelegde op het schrijven, onder de tot haar dood oppassende hoede van Ans Koster.

In september van het afgelopen jaar had ik een interview met Mieke Vestdijk-van der Hoeven, die in 1965 met de veertig jaar oudere Vestdijk getrouwd is, en met wie ze twee kinderen kreeg. Mevrouw Vestdijk woont nog in hun huis aan de Torenlaan in Doorn. De zolder is inmiddels verbouwd tot werkruimte, waarvandaan zij het meervoudige werk van Vestdijk beheert en onder de aandacht blijft brengen. Op een late, warme zomermiddag spraken wij daar over haar man, Simon, de schrijver, zijn religie, zijn karakter, zijn talenten. Hier volgt een eerste greep uit dit gesprek.

Verwantschap

Was er een bepaalde stroming in de literatuur, in de filosofie of de politiek misschien, waar uw man zich mee verwant wist?
Nee, politiek daar had hij bepaald geen voorkeur voor. Mén zei dat hij niet politiek geëngageerd was. Maar dat had voornamelijk te maken met zijn gedwongen verblijf in Michielsgestel [V. zat van mei 1942 tot januari 1943 gevangen in kamp St. Michielsgestel, WtB]. Daar heeft hij natuurlijk De Quai en diens kornuiten bezig gezien. Dat was niet iets om je warm voor te lopen.
Was hij enigszins PvdA-georiënteerd?
Ja, toen hij mij leerde kennen, zei hij mij dat ik toch maar Partij van de Arbeid moest kiezen…
En dat deed u ook?
Nee… terwijl ik uit een VVD-gezin kom. Maar ja, VVD in 1965 was anders dan VVD nu natuurlijk. Nee, ik denk dat hij qua denken nu D66-er zou zijn, dus het ‘Ja, maar’ – dat kwam er namelijk altijd: ‘Heb je daar wel aan gedacht? Het kan ook zo.’
Terwijl uw man toch iets grenzeloos’ en in die zin niet iets ‘redelijks’ over zich heeft?
Nee, hij was heel redelijk. (Stilte) Maar ik weet het niet.
Politiek was hij dan niet echt geëngageerd, maar hoe zat dat met de literatuur? Men noemt wel eens het existentia-lisme…
Nee, het existentialisme niet. Hij heeft wel veel jonge schrijvers ontdekt, zoals Hermans en Reve. Hij heeft in die vroege naoorlogse tijd veel gedaan voor jonge schrijvers, dat wordt wel eens vergeten. En hij heeft natuurlijk al vroeg Emily Dickinson ontdekt [V.’s opstel ‘Over de dichteres Emily Dickinson’ uit 1933 geldt als haar introductie in Nl.].
Kunt u een denker noemen die uw man heeft bewonderd of door wie hij is beïnvloed? Nietzsche wordt natuurlijk vaak genoemd, of Rilke; Dostojevski, Kafka…
Dostojevski. Toen we trouwden is hij begonnen zijn eigen werk aan mij voor te lezen, want ik kende het niet goed. Toen dat voorbij was – niet zijn essays trouwens, die las hij niet voor –, is hij begonnen met moderne schrijvers als Bordewijk, Van Schendel, en toen begonnen we aan Dostojevski. Ik kan me herinneren dat toen hij erg ziek was en boven alsmaar lag, ik zelf Dostojevski voorlas.
Welk boek vond hij erg mooi? De Idioot, Demonen?
Dat weet ik niet meer.
En Kafka?
Ja! Dat heeft hij ook helemaal voorgelezen. Daar hebben we zelfs om gelachen. En natuurlijk Thomas Mann. Toen wij getrouwd waren schreef Simon nog maar twee boeken per jaar, want er werden er niet meer uitgegeven, tenminste de belangstelling was wat minder, dus wat deed hij? Lezen, lezen, lezen. En de hele dag muziek luisteren.

Roeping tot schrijver

Kun je zeggen dat Vestdijk als schrijver een roeping had?
Dat weet ik niet, hoor. Hij kon ook niks anders.
Nou ja, bij elke goede roeping is dat misschien ook zo?
Weet u, als jongeman van vijftien maakte hij kennis met zijn eerste depressies, en zijn vader wilde graag dat hij in militaire dienst ging en arts werd op de KMA. Maar dat was niks. Hij heeft zijn studie wel keurig afgemaakt, maar als je ieder jaar… én er was geen geld om een praktijk over te nemen. Die mensen waren echt niet rijk, dat geld was er niet.
Maar het is toch onvoorstelbaar dat iemand met zo een rijke geest alleen maar schreef omwille van het brood? Hij moet toch ook een drang hebben gehad om iets te tonen, iets mee te delen?
(Stilte) Ik heb altijd verondersteld dat dat wel zo was, ja.
Hebt u er wel eens met uw man over gepraat wat hem dreef?
Nee, niet. Wij zijn vijf jaar getrouwd geweest, en alles liep op rolletjes. Tot hij ziek werd natuurlijk [vanaf 1969 is V. ziek geweest]. En ik was dus veertig jaar jonger, en dat waren dingen waar je weinig over praatte, daar was ik ook niet aan toe.
Hebt u bij uw man wel eens iets gemerkt van de spanning tussen liefde voor het schrijven en liefde voor u?
Nou, nee.
Dat is natuurlijk wel een klassiek patroon…
Nee, hij was heel blij, en zijn grootste wens heb ik in vervulling laten gaan: hij wilde kinderen. Prima. (Stilte)
Als u zou moeten zeggen wat zijn boodschap is geweest, om dit vervelende woord even te noemen, wat is dat dan?
Ik ben nu een jaar bezig met De toekomst der religie, en heb een herdruk gemaakt naar zijn laatste typoscript. Dat is bepaald wat anders dan wat de uitgever er destijds van gemaakt heeft, en dan denk ik: Ja, de grootste boodschap daarvan is ‘over religie valt niet te twisten’. En dat moet ook niet gebeuren. Daar kom je nooit uit.
En dat ziet u ook als boodschap van zijn hele werk?
Er is een heleboel waarvan je in essentie kan zeggen: Daar valt niet over te twisten. Je moet in de eerste plaats res-pect tonen voor wat men doet en hoe het gefundeerd is. En dan kan je alles aan.
Ik dacht aan het begrip ‘gelatenheid’ als essentieel voor uw man. In zijn laatste roman over meester Eckhart zit iets wat misschien ook in de buurt komt van wat u zegt: uiteindelijk kun je je beter gewonnen geven en je eigen eer bewaren, dan op de vuist gaan met die ander…
Ja, op de vuist gaan moet je sowieso nooit!
Maar ook niet voor je eigen gelijk gaan vechten…
Wéten dat je gelijk hebt. En verder… het is overigens grappig dat de stof van Het proces van meester Eckhart ook uit de tijd van De toekomst der religie stamt, en dat is tenslotte dan zoiets geworden.
U bedoelt, het had ook veel dikker kunnen worden?
Ja, hij is daar vreselijk aan het indikken geslagen. Ik was toen in verwachting van nummer twee, van Annemieke, en Anemieke kwam eraan en hij was bezig met het schrijven van de roman, in zijn kamer, en we hebben gedaan wie het eerste klaar was. (Gelach)
En, wie heeft gewonnen?
Hij.
(Gelach) Ja, dat siert hem. En u hebt op hem gewacht. (Stilte) En verzoening – verzoening met het leven, met jezelf – is dat niet ook een typerend woord?
Nou, nee.
Is het te christelijk?
Dat weet ik niet. Maar Vestdijk was nou niet echt zo verzoeningsgezind. Om een anekdote te vertellen: ooit heeft hij samen met Herman Passchier studie gemaakt van ik meen Bach. Ze schreven afwisselend een essay, in opdracht. Toen Vestdijk een keer maar geen drukproeven kreeg, bleek dat ze naar Passchier waren gestuurd, maar deze had allemaal veranderingen in zijn artikelen aangebracht, en daar was hij rázend over. Toen wij trouwden, dus dat was jaren later, zei hij nog: ‘Denk erom, Passchier kun je nooit vertrouwen.’ Dus erg veel verzoening, nee… Maar Nol Gregoor heeft hij nooit aangepakt, waar ik toch duidelijk om vroeg. Gregoor die gapte hier nog wel eens wat weg, maar Vestdijk deed niets [N. Gr. heeft zijn leven gewijd aan het naspeuren van autobiografische elementen in V.’s werk].

In najaar 1943 schreef Vestdijk een aantal voor St. Michielsgestel bedoelde lezingen, die hij in 1947 bundelde tot het dikke essay De toekomst der religie. Hierin voorziet hij een geleidelijk verdwijnen van het metafysische chris-tendom ten gunste van een individueel beleefde, introspectieve mystiek. Opvallend in dit essay is dat Vestdijk enerzijds fel gebeten is op het christendom, anderzijds anders dan bijv. Theun de Vries, met wie hij hierover in drukke correspondentie stond, ten opzichte van religie of godsdienst geenszins een ‘aufgeklärt’ standpunt aanhing. Uit een brief van Vestdijk aan De Vries van 21-8-1943: “Waar jij de religieuze behoeften op een lijn stelt met moord en onderdrukking (en vooral niet met liefde, eergevoel en andere meer in aanzien staande emoties), terwijl je het ‘geheimzinnige’, onkenbare en onbevattelijke in je omschrijving van het religieuze bovendien zorgvuldig buiten de mensch plaatst, zonder de mogelijkheid open te laten, dat het religieuze streven er juist op gericht kan zijn dit onkenbare, in ons, te kennen (in de Indische philosofie ziet men zelfs niets anders), – dit alles bewijst wel dat we over geheel verschillende zaken spreken.”

Religie en godsdienst

Het is opvallend dat Vestdijk zich toch het meeste met het boeddhisme heeft verbonden, dus niet met een literaire of politieke, maar juist met een godsdienstige stroming.
Nee, filosofisch. Het boeddhisme is absoluut geen godsdienst. Tenminste in de tijd dat Simon daar mee bezig was. Boeddha heeft het verboden dat men een god van hem zou maken.
Maar Vestdijk noemde het wel een religie?
Jazeker, maar sommigen noemen het communisme ook een religie.
En muziek, viel muziek bij uw man ook onder religie?
Ja, voor hem was muziek denk ik wel een soort van religie. Mahler was religie voor hem, en dat kan ik me ook best voorstellen.
En wat hoorde hij in Mahler?
Dat is moeilijk… hij hanteert in dat boek (M.V. pakt Gustav Mahler uit 1960) bepaalde begrippen, die moet je erbij halen. Hij luisterde heel veel naar Mahler.
Zag hij muziek als van een hogere orde dan literatuur, of kun je dat niet zeggen?
Dat weet ik eigenlijk niet. Hij was er heel zoet mee, maar hij schreef in die laatste tijd natuurlijk ook boeken over mu-ziek, en dat deed hij met grammofoonplaten, hij ging er niet uit. Die zijn er trouwens nog.
Lag religie in de klassieke zin van het woord hem nu ook na aan het hart?
Jazeker. Nou en of. Alleen godsdienst niet. Maar tussen religie en godsdienst zitten natuurlijk wel verschillen.
Moet je niet zeggen dat uw man eigenlijk veel religieuzer was dan lange tijd is gedacht?
O ja. Hij was natuurlijk tegen ieder institutioneel gebruik van de godsdienst, met zijn onverdraagzaamheid. Vroeger… je kunt het je niet meer voorstellen, maar er woonde niet één katholiek in Doorn. Nu hebben we een katholieke kerk die beter gaat dan de gereformeerde kerk, want die is opgeheven in de hervormde, en nu wordt er over gedelibereerd om die kerk maar af te breken. Dat was veertig jaar geleden volstrekt ondenkbaar. Simon en ik hadden één ding ge-meen, en dat wisten we niet van elkaar, maar we waren allebei remonstrants, en ik heb tot en met mijn school nooit geweten waarom ik altijd met de nek werd aangekeken en uit de klas gewerkt. Ik mocht niet meer bij godsdienstles zijn… Toen ik met mijn proefschrift bezig was drong dat pas tot mij door: artikel zoveel van de Heidelberger Cate-chismus. Nooit geweten.
Dus dan wordt religieus eigenlijk een ander woord voor niet-institutioneel, niet-autoritair, niet-dogmatisch, maar religieus. Zo zou je Vestdijk kunnen noemen?
Zeker.
En dus ook geen agnost of atheïst?
Nee, nee.
Terwijl hij wel zo lange tijd bekend heeft gestaan.
Ja, maar dat deed hij niet zelf, hoor. Nee, dat was juist het probleem.
Maar zit dat dan niet ook in het werk van uw man? De vuuraanbidders is toch wel op een bepaalde manier een athe-istisch pamflet. Het is vooral een ‘anti-christendommelijk’ pamflet, maar zonder dat er een andere religieuze houding uit te voorschijn komt.
Ja, maar u moet niet vergeten, dat zijn romans, en met een roman kun je doen wat je wilt. Als je de persoon zich maar laat ontwikkelen en laat zijn wat hij in zijn context moet zijn, maar dat zegt dan nog niets over Vestdijk.

“Aan het feit dat wij allen in ons ‘onderbewustzijn’ nog meer of minder christelijk denken en voelen, verandert geen kritische beschouwing over ‘projectie’ iets. Hiermee bedoel ik niet dat wij in een christelijke cultuur zijn opgevoed en doordrenkt zijn van uit het christendom afgeleide invloeden – waaronder dus ook de anti-christelijke houding gerekend zou moeten worden – neen, ik bedoel werkelijk dat wij ergens in onze instincten nog ‘goede’ christenen zijn, in God geloven, in het hiernamaals en in het zoenoffer van Christus. Voor de een ligt deze psychische ‘laag’ dieper dan bij de ander, maar geheel afwezig is zij nooit.” De toekomst der religie, slot van hoofdstuk 8.

Karl Barth

Ziet u ook een bepaalde verwantschap tussen uw man en de theoloog Karl Barth, een van de bekendste theologen uit de vorige eeuw?
Ja, zeker.
En waar denkt u aan?
Nou, ik ken Karl Barth niet. Maar ik heb me voor mijn proefschrift verdiept in het religieuze recht van de minderheden, en daarbij heb ik me uitvoerig verdiept in het protestantse en het katholieke recht, en ook het Joodse recht. Die ge-bruiken natuurlijk steeds dezelfde bronnen haast, en zo ben ik met Barth ook bezig geweest, en ik moet zeggen dat ik daar wel het nodige in herken.
Barth staat bekend als iemand die ook alles eigenlijk steeds relativeerde. Die nooit eigenlijk partij wilde kiezen, maar de zaken relativeerde, door ze heen prikte en ze ontmythologiseerde, en dat herken ik ook sterk in het werk van uw man.
Ja, absoluut. Weet u, als mijn man nu geleefd had, dan had hij natuurlijk ook nog hele andere filosofen bestudeerd.
Uit de romans van uw man spreekt, net als bij Karl Barth, een ontzettende vrijheid, een vrijheid in denken, en dat heeft natuurlijk ook met dat ‘atheïstische’ vrijdenken te maken, dat anti-dogmatische denken. Maar het is iets duizeling-wekkends, wat zijn hoofdpersonen meemaken aan vrijheid. Bijna worden ze er delirisch van – hoe zit dat dan met uw man: aan de ene kant was hij redelijk, cerebraal, verantwoord, en aan de andere kant die enorme vrijheid, die eigenlijk haast beangstigend is, vind ik, zo krachtig als hij daarin kan zijn. Wat bij Barth ook zo is, alles wordt omvergehaald, alles ligt open, een Nietzscheaanse roes…
Ja, ja, zeker. (Stilte) Het was in elk geval ontzettend plezierig om mee te maken. Het was iedere dag: hé…
Verwondering, bedoelt u?
Ja, niet bewondering, maar verwondering, steeds weer.
En waarover dan?
Ja, over hem eigenlijk.
Hij was natuurlijk ook heel gevoelig.
Ja.
Ik ga nou misschien wat te veel psychologiseren, maar zat er in dat zogenaamd cerebrale misschien ook een rem, was hij ook bang voor een gevoelsexplosie?
Jazeker. Echt, mensen met zulke depressies, dat is natuurlijk toch… en er waren in die tijd nog geen antidepressiva, die zijn later gekomen. Na zijn dood ben ik eens bij een hoogleraar geweest, die was hoofd psychiatrie in Groningen. Ik begreep niet veel van die depressies, zo kwam het niet in mijn familie voor. Het enige wat je ervaart is dat iemand absoluut niet meer bereikbaar is. En die man legde mij uit dat het een fysiologisch gebeuren is. De hersenen die ver-giftigen zichzelf, het zit ergens daar en daar; het is een stofwisselingskwestie. En die antidepressiva die kunnen dat een beetje bijsturen, en in feite gebeurt dat gewoon iedere keer. En je kunt er niks aan doen. Je hoeft je ook niet schuldig te voelen. Maar Simon en ik zijn nooit bang geweest dat hij suïcidale neigingen zou hebben, nee, het was meer: O, ik heb het weer.
De lijdzaamheid die in zijn werk zit, kan ik wat dat betreft ook plaatsen. Daar zit natuurlijk een enorme kracht in: ik moet het doorstaan, en dat gebeurt ook; ‘ik heb inderdaad gelijk’ zogezegd, ik laat me de kaas niet van het brood eten, en wacht af tot ik weer…
Ja, ‘Wat kan ik nog wél doen?’ was altijd de vraag.
En wat was dat dan?
Op zijn bed liggen en nadenken. Maar dat merkte je natuurlijk niet.
En ik kan me voorstellen dat hij daarna, net als de hoofdpersonen van Dostojevksi, dan ook weer was getekend door die grote vrijheid, die grenzeloosheid eigenlijk.
Ja. Angst was absoluut een grote… drijfveer, een grote kracht in zijn leven. Vanaf een klein jongetje al. Dat komt in de eerste Anton Wachter-roman ook voor.
Ik kan me voorstellen dat op zo een punt aangekomen de vraag of iemand religieus is eigenlijk niet meer speelt. Hij is zo zichzelf dan in zekere zin, zo vrij.
Ja, inderdaad. Mijn man wilde in De toekomst der religie iedereen laten zien: daardoor ontstaat de godsdienst, dat gebeurt bij iedereen, en dus moet je daar niet over twisten, dat is onzin. En dan die oorlogen die daaruit ontstaan. Of het wordt nu door terroristen gebruikt om oorlog te kunnen voeren, dat is werkelijk vreselijk.

Wessel ten Boom