Commentaar (Het verzet van Cornelis Troost)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (Het verzet van Cornelis Troost)

Het eerste nummer van Vrij Nederland verscheen op 31 augustus 1940, gestencild, in een oplage van 130 exemplaren. In november van dat jaar was de oplage gestegen tot 750 exemplaren. Degenen die het blad hadden opgericht wijdden zich toen alleen aan de verspreiding en vroegen de gereformeerde onderwijzer C. Troost de redactie in handen te nemen. Troost deed dat en de assistent-accountant Jan Kassies nam de productie voor zijn rekening. In het nummer van 6 september 1980 van VN stond een interview van Kassies met Troost en daaraan ontleen ik wat hieronder volgt.

Troost wilde voorzichtig verzet plegen. Hij keurde de gevechten in de Amsterdamse Jodenhoek af en wilde de geest van ons volk wakker houden. Wel was hij in het nummer daarna enthousiast over de Februaristaking. In zijn terugblik samen met Jan Kassies keurt hij aanslagen als die op Heydrich af: ze leiden alleen maar tot vergelding. Maar aan de aanval van Johannes Post op het Amsterdamse Huis van Bewaring zou hij zich niet hebben kunnen onttrekken: gevangenen bevrijden is een goed doel.

Maar Troost werd door slordigheid van een ander – al kort na de Februaristaking gearresteerd en kwam er met een gevangenisstraf in Duitsland vanaf. – Zijn vrouw kreeg geen geld van de school van haar man en werd door vrienden uit de illegaliteit de oorlog door geholpen.

Na de bevrijding en zijn terugkeer uit Duitsland wilde hij niet naar de school terug en dacht bij VN te kunnen komen. Maar dat wilde Van Randwijk niet. Troost tegen Van Randwijk: ‘Ik begrijp dat jij over mij een mooi stukje zou hebben geschreven als ik niet teruggekomen was’. Van Randwijk: ‘Wat een rotopmerking is dat’. Troost: ‘Dat is het ook, maar het is wèl juist’. Troost heeft daarna tot 1968 bij Trouw gewerkt.

Hij had in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn ogen nog wijd open: ‘Dat de mens onbekwaam is tot enig goed, is niet waar, wel dat hij geneigd is tot alle kwaad’. Op Kassies’ vraag of hij nu links of rechts is, antwoordt hij: ‘In elk geval ben ik niet rechts. Maar die zekerheden van links, dat denken in dogma’s, in geloofsovertuigingen… Ze weten niet alleen alles beter, ze wéten ook alles, nooit hoor ik Den Uyl zeggen: nou, dat weet ik niet, of iemand die zegt: daar ben ik niet competent voor’.

Troost is niet zeker van zijn eigen motieven om verzet te plegen. Er waren wel anderen met zuivere motieven maar ‘Er kunnen achter mijn mee gaan doen en achter dat van anderen allerlei andere bedoelingen gezeten hebben, bijvoorbeeld onvrede met de eigen situatie, eindelijk eens ontsnappen aan een stil en gerust leven, behoefte iets te doen wat geen ander wilde’.

Cornelis Troost – vrijwel onbekend gebleven, maar goudeerlijk.

AAS