‘Ik heb een lichaam maar ben bewustzijn’

logo-idW-oud

 

‘IK HEB EEN LICHAAM MAAR BEN BEWUSTZIJN’

27 oktober jl., tegen 10 uur. Het is vol bij de koffie-ruimte. Zo’n 300 predikanten en enkele belangstellenden waren afgereisd naar Nijkerk voor de lezing van cardioloog Pim van Lommel op de najaarsconferentie van de Bond van Predikanten. Niet voor niets was men van ver gekomen… In een lezing met samenvattingen die op de beamer te volgen waren, zette Van Lommel zijn onderzoek naar het ‘Eindeloos bewustzijn’ uiteen. Voor sommige of vele (?) aanwezigen herkenbaar door het gelezen boek.

Was men door het boek geïnteresseerd geraakt of door alle media-aandacht die Van Lommel had gekregen? Of door het eigen werk in de wijngaard waartoe ook het begeleiden van stervenden behoort? Was het een willen dempen van de angst van anderen en van onszelf voor de dood? Of een bevestiging willen ontvangen: kijk, ook de medische wetenschap moet erkennen in de persoon van Van Lommel dat er meer is dan ons eindige fysisch-psychische bestaan, zelfs na de dood. Dus toch eeuwig leven?

Het zal bekend zijn dat Van Lommel zijn zoektocht is gestart nadat hij van sommige patiënten verhalen kreeg over een ‘bijna-dood-ervaring’ (BDE – term afkomstig van de Amerikaans onderzoeker Raymond Moody: ‘near death experience’) na hun hartstilstand of hartinfarct. Echt ‘bijna’, want de patiënten konden hun verhaal levend en wel vertellen. Hij werd steeds geïnteresseerder en startte zijn onderzoeken waarbij bleek dat zij die de BDE hadden overleefd ongeveer dezelfde verhalen vertelden. Het ging over een tunnel waarin men zweefde met een bewustzijn van grote vrede en liefde die op aarde ongekend was geweest, over kleuren en een Licht aan het einde waar men al zwevend naartoe getrokken werd. Geheel plaats- en tijdloos waarbij sommigen hun gehele leven in een paar seconden of minuten (wat later vast te stellen was) terugzagen. Men beleefde in dat, door Van Lommel genoemde ‘non-lokale bewustzijn’, ook een soort gevoel van terug-moeten en niet-terug-willen; de aantrekkingskracht om naar de grens te gaan was heel groot. Toch werd men weer ‘teruggezogen’ naar het wakkere ‘waak-bewustzijn’. Met alle gevolgen van dien voor het aardse leven: de verandering van levensinhoud, de moeiten om het verhaal aan anderen te vertellen, het on-geloof van de omstanders, en vooral de verandering in huwelijksrelatie met soms een echtscheiding als gevolg.

Wat mij in Van Lommels onderzoeken interesseert is de conclusie die door hem getrokken wordt, dat ons bewustzijn geen begin en geen einde kent en geen speciale zetel in de hersenen heeft, hoewel bij leven uiteraard wel een wederzijdse beïnvloeding van hersenen en bewustzijn aanwezig is. Wat deze conclusie voor het denken over een tijdloos begin van leven betekent laat ik in mijn denken rusten. Maar wat betekent het voor ons denken over orgaandonatie, als bij het afnemen van de krachten van onze hersenen, ons bewustzijn niet afhankelijk van deze hersenen is? Want met grote stelligheid tracht de medische wetenschap ons te verzekeren dat hersendood ook de werkelijke dood betekent en organen gevoelloos bij de donor kunnen worden weggenomen, waarbij de anesthesist toch wordt ingeschakeld vanwege mogelijke bewegingen van het zogenaamd dode lichaam. Daartoe moet de stervende mens wel kunstmatig in leven gehouden worden, waarbij gevoelens en mogelijk nog aanwezige gedachten niet meetbaar zijn.

Nadat in de jaren ’60 door de Zuid-Afrikaanse hartchirurg Christiaan Barnard ontdekt werd dat levende organen getransplanteerd kunnen worden en levens van anderen daardoor verlengd kunnen worden, werd er wereldwijd behoefte gevoeld aan organen. De ‘handel’ in het buitenland zag direct een markt en gebruikte armoede en gevangenissen als mogelijk reservoir voor aan te bieden organen. Uiteraard met alle verlies van lichaamswaarde, en integriteit van het lichaam die volgens artikel 11 van ónze Grondwet niet geschonden mag worden. In de praktijk vindt men echter dat orgaandonatie een zo grote meerwaarde heeft om een leven te behouden dat men ook in ons land reeds discussieerde over te betalen organen van gezonde mensen en men het niet-schenden van de integriteit van het lichaam tijdens een uitname van organen zo goed mogelijk verdedigt.

Ernstig is dat de politiek steeds sterker aandringt op een ‘geen-bezwaar-systeem’ teneinde de wachtlijsten voor het ontvangen van een orgaan te verlichten. Of nog erger: bij het halen van een identiteitskaart zou een ieder, dus ook een 18 jarige meteen een donor-beslissing moeten invullen, alsof het wel of niet afstaan van organen bij onze dood zo’n simpele vraag is.

Want het hele gebeuren bij toestemming voor donatie wordt in het algemeen verzwegen, terwijl het proces bij voorbereiding en uitname van organen van een geliefde stervende veel extra emoties van familieleden kan losmaken. Bij sommigen gevolgd door een extra zwaar rouwproces, terwijl het eveneens mogelijk is dat men dankbaar is het leven van een ander door toestemming geholpen te hebben.

Tijdens een lezing waarbij voor- en tegenstanders hun argumenten trachtten te wisselen, stond een weduwnaar op die vertelde hoe hij en zijn vrouw tijdens het goede leven hadden besloten dat men wel iets voor een ander zou kunnen overhebben. Als je dan toch dood was, ach, dan mochten anderen wel over een nog bruikbaar orgaan beschikken. Nu hij het had meegemaakt toen zijn vrouw het stervensproces inging, was het voor hem een zo grote pijnlijke verzwaring van zijn rouwproces dat hij openlijk zei:‘Als ik dat geweten had, hadden we nooit toestemming gegeven…’

Maar wat dan? Moeten we weigeren? Of moeten we ons laten gezeggen door oproepen die vertellen dat er zoveel mensen ‘onnodig’ de dood ingaan vanwege een tekort aan onze organen? Maar wat is een ‘tekort’ als men eerst mensen op een wachtlijst plaatst en de verwachting voorhoudt van verlengd leven? Verschillende politici doen alsof het onze maatschappelijke plicht is het aantal donoren positief te versterken. Een onterecht ‘schuldgevoel’ van de weigeraars is het gevolg, alsof niet een ernstige ziekte de oorzaak is van een stervensproces. En alsof we niet zullen moeten leren accepteren dat de natuur – voor gelovigen namens de Schepper – ons einde aangeeft!

Van Lommel benadrukte ook dat het sterven een proces is. Maakt het bewustzijn zich langzaam los van het lichaam? Is er inderdaad een zwevende overgang naar een andere dimensie van bestaan? Kunnen we als gelovigen denken aan een hemelse Vrede en Liefde die ons zullen omvangen? En moeten we in dat proces ingrijpen door een laatste operatie ten behoeve van in stand gehouden organen? Hoort bij respect voor leven en integriteit van het lichaam ook niet de allerlaatste fase waarbij het voor omstanders van de stervende en voor de wetenschap onduidelijk is welke gevoelens en emoties de mens nog begeleiden vanwege een niet stervend bewustzijn?

Het zou mooi zijn als genoeg kunststoforganen bruikbaar zouden worden en vooral jonge zieken daarmee geholpen zouden worden. Want dat is zeker: het is gemakkelijker om orgaandonatie aan en van een ander te weigeren na een redelijk lang leven, dan een ernstige ziekte te ondergaan in de opbouw van het leven. Daarbij is echter voor een jong iemand een nier van een familielid nog steeds een heel goede mogelijkheid; een transplantatie die dichter bij de ontvanger staat dan een orgaan van een stervende vreemde.

Maar wat doen we met de bijbelse opdracht om verantwoordelijk te zijn voor de medemens? Een verantwoordelijkheid die ook als christelijk argument vóór donatie gebruikt wordt in de Handreiking voor het pastoraat. Is ieder die lijdt onze naaste? Dan wordt de naaste als de lijdende ander gezien, terwijl Jezus ons wijst op het feit dat wij zélf tot naaste wórden van de ander die in nood is. En dat gebeuren veroorzaakt bij leven een communicatie, een relationele verhouding waarin de mens door de ander kan leren wat vergeving en genade betekenen. Blijven wij tot in onze stervensfase als naaste van een onbekende zieke verantwoordelijk voor zijn voortleven? Kunnen we die verantwoordelijkheid niet beter bij leven ernstig nemen en bij ons sterven geloven dat alleen Christus zichzelf tot en met zijn sterven voor de mensheid gaf?

Uiteraard kwamen al deze vragen die dag niet openlijk aan de orde. De medicus kwam niet om theologen te helpen in het pastoraat en met hun eigen geloofsleven. Maar het probleem ligt er en het denken gaat door, ook van gemeenteleden; vandaar deze aanzet tot discussie onder theologen en gelovigen.

Christine Smalbrugge-Hack

Pim van Lommel. Eindeloos bewustzijn, een wetenschappelijke visie op de BIJNA-DOOD ERVARING. Ten Have, 2007
Christine Hack, Een ander systeem of een andere mentaliteit?, Centraal Weekblad, 18 juni 2004
Landelijk Dienstencentrum, Utrecht, Handreiking voor het Pastoraat, nr.29, 2001