Verkocht Rom. (7: 14, I Kon. 21: 20)

logo-idW-oud

 

VERKOCHT

(Romeinen 7: 14 – ik ben verkocht onder de zonde.
I Koningen 21: 20 – omdat gij u verkocht hebt. )

Het is een vreselijk woord: verkocht. Dan ben je verkocht, zeggen we, je zelf niet meer, ten prooi aan iets of iemand. Paulus spreekt in zijn brief over verkocht onder de zonde. Je wilt iets goed doen en het komt er verkeerd uit, het lukt niet. Dat is om hopeloos van te worden. Maar hij bedoelt dat niet psychologisch. Want wat op de achtergrond een rol speelt is de grote tegenstelling: Adam – Christus. Dat wil zeggen het kan in het leven gaan op de wijze van de mens, en dat is volgens Paulus de mens van alle tijden, die hij Adam noemt, én het kan gaan op de wijze van Christus, die ander.

Paulus is hier theologisch aan het woord, het gaat namelijk niet alleen om hem, als ik-figuur, maar Israël spreekt mee, en ook Adam, de mens van alle tijden. Er wordt een geschiedenis verteld, er is wat gebeurd en het gebeurt nog elke dag: de zondeval van de mens is aan de orde. Over de wereld waart rond de heimelijke aantrekkingskracht van het verbodene, het onbekende, het curieuze, het indrukwekkende. Het lokt en men valt er voor. Er is in de wereldliteratuur een telkens terugkerend gegeven: een mens die zijn ziel verkoopt aan de duivel om in ruil te ontvangen wat hij zo graag wil hebben. Dat is heel heftig. Wie heeft wil, begeert, meer en je gaat er voor vallen, vroeg of laat. Misschien kun je er beter vroeg voor vallen met de kans dat het je gaat tegenstaan, dat je het beu wordt, altijd maar meer. En dan op zoek gaat. Is er nog iets anders?

In Praag hoorde ik onlangs dat er zich telkens atheïsten vertonen onder de kerkgangers van de kleine protestante gemeenten daar. Hun vraag: is er hier een alternatief voor verveling en materialisme, treurigheid en leugenachtigheid, we worden daarin gevangen gehouden en gedwongen daaraan mee te doen. Sommigen laten zich dopen en worden in de gemeente opgenomen. Hoe vergaat het die mensen? Worden ze nieuw?

Paulus legt in zijn brief de tweeslachtigheid van ‘ik wil nieuw zijn, maar blijf helaas bij het oude’, aan tegen het stralende nieuwe van Christus. Zo is ook zo’n gemeente in die zeer grote stad aangelegd tegen hun redder. Tegen iemand aan. Een geheim is dat.

Elia, de profeet, vindt Achaz op een voor de koning triomferend moment, rijdend naar de wijngaard. Naboth is omgebracht, het stuk grond valt toe aan de koning. Nauwelijks aangekomen of daar staat Elia, de man van God, hij was Achab vóór. Gesnapt! Gevonden op de plaats van het misdrijf zelf. De wijngaard van Naboth hoort God toe en is dus onvervreembaar. Een pars pro toto: van God is het land, de wereld. Wie het Hem ontvreemdt maakt er een slagveld van: verrijking en gebiedsuitbreiding door uitbuiting en genocide. Elia is de stem van een woedende God, die wreekt, Hij wreekt Naboth met een rechtvaardige wraak. Het is met de koning gedaan. Verkocht had hij zich aan zijn begeren. Nu heeft God hem gevonden. Het woord mist zijn uitwerking niet: Achab scheurt zijn kleren, trekt een boetezak over zich heen, vast, slaapt in die zak, loopt zwijgend. En God kan het niet voor zich houden en zegt tegen Elia: heb je gezien dat Achab zich vernederd heeft voor mijn aangezicht?! God schort zijn wraak op, het leven van Achab lang. Hoe is het gegaan als de koning thuis komt waar ook Izebel is? Haar naam betekent zoiets als: niet om mee samen te wonen; zij die honderden priesters van Baäl onderhield aan haar tafel.

Verkocht en gevonden. Paulus heeft eveneens een woord gehoord, op de plaats van het voorgenomen misdrijf, dreiging en moord blazende. Zijn koningsnaam is weg, hij heet voortaan ‘kleintje’. De mannen en vrouwen van de Weg in Damascus behoren God toe. Ze zijn onvervreemdbaar. Hun, en nu ook zijn eigen redding, is Christus. Zijn ze nieuw? Het geheim is te leven van de vergeving van de zonden.

S.L. Schoch