De maagmens en de vraagmens (Mat 11: 25)

logo-idW-oud

 

De maagmens en de vraagmens

(bij Mattheus 11:25: ‘Ik ben u dankbaar, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat gij dit alles hebt verborgen voor wijzen en verstandigen en hebt onthuld aan onmondigen.’)

Er wordt deze weken in de kranten veel geschreven over het verval in onze samenleving, niet alleen door journalisten en wetenschappers, ook door leken, mensen die helemaal niet zo gewend zijn een artikel voor een dagblad op papier te zetten. Die laatsten laten hun emoties meespreken die weer samenhangen met hun ervaringen. Het verval doet velen pijn al jaren, decennia lang. Een van de schrijvers citeert Jacques de Kadt ((1897 – 1988) die al vóór de oorlog in zijn ‘Het fascisme en de nieuwe vrijheid’ pleitte voor een cultuursocialisme dat zich zou verzetten tegen het oprukkende gelddenken in alle lagen van de maatschappij. Hij hekelde het ideaal van de burgerman: ‘van het leven genieten, dat is in auto’s rijden en brullen.’ De Kadt ging tekeer tegen wat hij noemde ‘de maagmens’.

Naast De Kadt wordt in dit kader door een ander Bonhoeffer (1906 -1945) geciteerd. Hij schrijft vanuit zijn cel over de massificatie in alle lagen van de maatschappij. Degenen die zich tegen die woeker verzetten lopen, vaak dodelijk, gevaar. Bonhoeffer voegt er nog wel iets aan toe, iets positiefs: ‘tegelijkertijd beleven wij het geboorteuur van een nieuwe adel, die een groep mensen uit alle tot nu toe bestaande standen met elkaar verbindt. Adel ontstaat en bestaat uit offer, moed en helder inzicht in wat men aan zichzelf en aan anderen verplicht is. (…) Kwaliteit is de grote vijand van iedere massificatie. Kwantiteiten betwisten elkaar de leefruimte. Kwaliteiten vullen elkaar aan.’

Nu valt in het citaat van Bonhoeffer op dat je in de eerste plaats iets verplicht bent aan jezelf. Die woeker heeft het op jou gemunt om je naar het kamp van de kwantiteiten mee te sleuren en je te vermalen tussen elkaar beconcurrerende machten die niet in jou geïnteresseerd zijn, maar wel waar je je geld en je leven laat. In het andere kamp gaat het om helder inzicht, moed en offer. Ik heb de volgorde even omgekeerd, want aan offer gaan helder inzicht en moed vooraf. Maar wie verschaft ons helder inzicht? Er wordt door velen nagedacht over hoe onze huidige samenleving kan worden behoed voor verval en verloedering, bewaard voor instant-bevrediging, die geen uitstel verdraagt, beschermd tegen de eis dat alles gemakkelijk móet gaan wil het nog opgepakt worden. In deze kolommen is al eens gememoreerd hoe het verzet vanuit de Bekennende Kirche en de offers die toen zijn gebracht, als een zaad hebben gewerkt in het naoorlogse Duitsland, ook bij veel politici. Helder inzicht gaat een diepe en lange weg; dat moet opnieuw ontdekt worden.

Jezus wordt niet geciteerd in de dagbladen, begrijpelijk. Toch zou een enkel woord dat Hij sprak het begin kunnen zijn van helder inzicht; het Griekse woord nèpios bijvoorbeeld, dat in de Naardense Bijbel, boven geciteerd, wordt weergegeven met onmondig, en dat in de eerste plaats kinderlijk betekent. Jezus dankt de Vader, die de Heer is van de hemel en de aarde, dat Hij dit alles heeft verborgen voor wijzen en verstandigen en heeft onthuld aan onmondigen. Met ‘dit alles’ vat Jezus samen wat Hij heeft verteld in Mattheus 11:1 -24, namelijk dat er bruiloftje is gespeeld en begrafenisje, en een paar hebben niet meegedanst en niet mee getreurd, die zijn aan de kant zijn blijven staan; dat wordt hun verweten. Het verwijt betreft Johannes de Doper en Jezus zelf. Ze waren niet in hoera-stemming en dan weer diep bedroefd. Ze zijn nèpioi, van een andere orde dan de wijzen en de verstandigen van deze wereld, ze zijn van God gekomen. Zij beiden staan tegenover ons allen, ze zijn er aangegaan, door onze geheide wijsheid en verstandigheid omgebracht. Ze zijn gestorven met een vraag op hun lippen: ‘Zijt gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten?’ (Mattheus 11:3), ‘Waarom hebt Gij mij verlaten?’ (Mattheus 27: 46).

Vragen die onze vrolijkheid en treurnis aan flarden scheuren, die onder woorden brengen hoe nijpend de situatie is, vragen van nèpioi, van kinderen, kinderen Gods. Een kind vraagt, dat is des kinds, het is een vraagmens. Het hoopt op verhoring.

Wij leven na het Paasfeest. Na de verhoring. Jezus is Gods verhoring in levende lijve. Nu de Heer van de hemel en de aarde geopenbaard heeft langs welke weg de samenleving van de ondergang wordt gered, zullen we Hem vragen, onophoudelijk vragen om ontferming en barmhartigheid, zodat het ons gaat dagen en wij doen wat ons gegeven wordt. Gods kwaliteit wekt onze kwaliteit tot leven.

S.L.Schoch