Ernst met de Bond

logo-idW-oud

 

Ernst met de Bond

Het speelde eind jaren zestig op Hydepark. Het seminarie was net begonnen, onder het directoraat van De Jong en Beker. Het was wennen, extra omdat ik net een vriendinnetje had gekregen, zij woonde in Utrecht, dichtbij, maar zij was plotseling onbereikbaar. Elke avond de telefoon, dat wel. Ik had een kamertje aan de voorkant en keek uit over het grote gazon dat er nog winters bijlag in februari. Ook wennen aan de heren-seminaristen van de Gereformeerde Bond. In de dagelijkse gesprekjes met mijn ‘Stichtse Schone’ vertelde ik haar over de Bonders, op mijn onbeholpen en vooringenomen wijze.

Op een morgen, zo half die wintermaand, deed ik de gordijnen open en tuurde in het duister. Er was iets glinsterends daar beneden op het gazon, achter de klok die straks zou luiden voor het morgengebed, er bleek iets geschreven te zijn, in koeieletters. In de weerschijn van de lichten van de gang beneden las ik DE BOND MOET HANGEN. Het stond er echt. Consternatie rond de kapel, de dienst ging niet door, aan het ontbijt was het gesprek alleen de vraag: wie heeft dit gedaan? Niemand gaf antwoord, want niemand had het gedaan. De rest van de dag verliep wat stroef, niemand durfde uit het raam te kijken tijdens de lessen.

Mijn dagelijks telefoongesprekje begon die avond met een vraag van háár: is er nog iets bijzonders gebeurd? Ja, ik vertelde het hele verhaal, zij vertelde ook háár verhaal, dat zij de avond te voren met een vriendinnetje en een van mijn huisgenoten met de bus van Weduwe De Haas naar Driebergen was getogen met twee blikken grondverf en twee rollers, mijn huisgenoot had op wacht gestaan. In een mum van tijd was de klus geklaard en waren ze veilig in de bisschopstad terug.

Aan wie moest ik het zeggen, iemand moest het weten: Beker! Want hem kende ik, als de studentenpredikant en vanuit de oecumenische diensten in de Janskerk, en met kennen bedoel ik dan vertrouwen als een oudere makker in de strijd. Een zeer brede grijns was zijn reactie, wijsheid en studentikoziteit dooreen, ik had ik ook niet anders verwacht. Hij zei nog: wacht maar, komt vanzelf goed. Maar het was nog even de vraag hoe. Aan het ontbijt de volgende morgen sprak een woordvoerder van de Bonders dat men had besloten de letters om te spitten; wij namen dat voor kennisgeving aan. Beker niet, die verrees in al zijn lengte en vroeg: hebben jullie je wel gerealiseerd dat het er dan in het zwart staat. Verlegenheid. Bij sluiting van de maaltijd stond Beker, de pastor, weer op en nodigde de Bonders uit de natuurlijke theologie te betrachten in het rustig wachten tot het moment waarop het gras genadig zou gaan groeien.

De Heere liet het gras groeien dat het een lieve lust was..

S.L.Schoch