Agnosten, Nihilisten, hele en halve religieuzen

logoIdW

AGNOSTEN, NIHILISTEN, HELE EN HALVE RELIGIEUZEN

Over Wim Dekkers Afwezigheid van God

Een proefschrift dat eindigt met het adagium van de kerkvaders ‘extra ecclesiam nulla salus’ (buiten de kerk geen heil) wil niet met een sisser aflopen, maar doet een poging de zaak op de spits te drijven. Hoe om te gaan met de alomtegenwoordige afwezigheid van God in ons denken en leven? Deze thematiek is bij de schrijver als een zwaard door zijn eigen ziel gegaan en wat hem nog het meest verontrust is dat het merendeel van de theologen er onaangedaan onder lijkt te blijven. Dat de God van de bijbel in onze cultuur steeds meer als de Grote Afwezige wordt gezien, kan in zijn visie niet beleefd worden zonder een gebroken hart en een verslagen geest.

De theoloog en predikant Wim Dekker promoveerde in december 2011 aan de VU op deze studie. Sinds 1998 is hij als hoofd vorming en educatie werkzaam bij de IZB. Naar eigen zeggen een missionaire dienstverlener vanuit het gereformeerd belijden, die gemeenten binnen de PKN ondersteunt in hun verlangen dat mensen Jezus Christus leren kennen en hem navolgen. Dit verlangen verraadt zich ook in het proefschrift van Dekker, zij het minder uitgesproken dan in het eerder van zijn hand verschenen ‘Marginaal en Missionair’.

Vanuit de theologie zoekt Dekker het debat met de geseculariseerde cultuur. Het is mijns inziens echter de vraag of dat überhaupt nog mogelijk is. De tekenen der tijden wijzen in een andere richting. De academische wereld zit vermoedelijk niet te wachten op een wetenschappelijk werk dat de vraag stelt hoe Christus aan buitenkerkelijke mensen verkondigd kan worden.

De stelling dat de ervaring van Gods afwezigheid diep ingrijpt, vormt het startpunt van Dekkers onderzoek. Hij bespreekt vervolgens drie theologen die volgens hem deze uitgangspositie delen, al benoemen en beoordelen zij deze verlatenheid heel verschillend.

W. Pannenberg

De eerste theoloog die aan de orde komt is Wolfhart Pannenberg (1928). De kracht van Dekkers werkwijze is dat hij zich steeds concentreert op een beperkt aantal publicaties van de auteur in kwestie. Pannenberg is een cultuurpessimist. De afwezigheid van God heeft volgens hem catastrofale consequenties voor de samenleving. De wortel van het kwaad ligt in het moderne antropocentrisme. De mens heeft zichzelf tot middelpunt gemaakt en het gevolg is een schrijnend gemis aan humaniteit. Dekker laat vervolgens zien dat Pannenberg opvallend genoeg aansluiting zoekt bij de moderne menswetenschappen. Daar zijn allerlei aanwijzingen te vinden die ons op het spoor van God zouden moeten brengen. Dekker stelt dat het problematische van een dergelijke denktrant is dat deze ‘Weltoffenheit’ niet per se hoeft te pleiten voor de geloofwaardigheid van het evangelie.

K.H. Miskotte

Ook de leraar der kerk Karel Heiko Miskotte (1894-1976) kende de ervaring dat God de grote afwezige is. Anders dan de zeer rationele Pannenberg, had Miskotte meer een poëtische inslag en dacht hij vooral associatief. Dekker begint zijn bespreking van Miskotte met het weergeven van diens mystieke ontdekkingstocht in ‘Van Verborgen Omgang’ en daarmee laat hij tevens iets zien van zijn eigen bevindelijke spiritualiteit .

Verschillende passages uit het werk van Miskotte onthullen dat hij intens kon lijden onder Gods verborgenheid. Deze persoonlijke ervaring wist hij te verbinden met een indringende cultuurvisie. Dekker merkt op dat Miskotte zijn tijd hierin ver vooruit was. In onze oren klinkt het namelijk profetisch wanneer hij al in 1930 gewag maakt ‘van een dubbele ervaring van bevrijding en leegte sinds het geloof werd losgelaten’.

Dekker toont aan hoe deze vroege observatie wordt uitgewerkt in Miskottes meesterstuk ‘Als de Goden Zwijgen’. In de ‘Kleine Tijdspiegel’ waarmee dit werk opent, beschrijft Miskotte hoe ambivalent de menselijke religie is en dat deze tweeslachtigheid wel op een geloofscrisis moest uitlopen. De goden die wij zelf in het leven riepen, vielen immers stuk voor stuk door de mand. Ze bleken te zwijgen.

Met Dekker ervaar ik dat het herlezen van deze ‘Kleine Tijdspiegel’ een schok van herkenning teweegbrengt. Toch vraag ik me af of hij voldoende verdisconteert dat Miskotte al die godsverduisteringen niet te tragisch wil opvatten. De bijbel verkondigt immers een Naam die zich in vrijheid kan verbergen en openbaren, al onze religiositeit en al ons secularisme ten spijt. Het is vrolijke wetenschap dat God zelf wel bepaalt of Hij aan-of afwezig is. Dekker verbergt zijn bewondering voor Miskotte niet, maar het lijkt hij er op dat hij diens lijden aan de cultuur ernstiger neemt dan Miskotte zelf nodig vond. Of kunnen we Miskotte verwijten dat hij met zijn openbaringstheologie het gewicht van de zonde niet zwaar genoeg laat wegen?

A.W.J. Houtepen

Anton Houtepen (1940-2010) was van 1984 tot 1994 hoogleraar Katholieke filosofie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Tijdens mijn studietijd in Utrecht was Houtepen daar hoogleraar oecumenica en doceerde hij het vak moderne kerkgeschiedenis. Van zijn colleges staat mij bij dat deze irenische man oprecht boos kon worden over een gebrek aan theologische waardering voor de verworvenheden van de Verlichting. Voor Houtepen was het onopgeefbaar dat het humanisme een bondgenoot is van het christelijk geloof.

Dekker laat zien dat de afwezigheid van God in het moderne denkklimaat een belangrijk thema is in de publicaties van Houtepen. In diens hoofdwerk ‘God een open vraag’ spreekt hij van een cultuur die gestempeld is door het agnosme. Daarmee doelt hij op een levensgevoel waarin de Godsvraag zijn relevantie heeft verloren.

Om binnen het geseculariseerde denken weer zinvol over God te kunnen spreken, moet in de eerste plaats het traditionele Godsbeeld grondig worden herzien. Het valt mij op dat Dekker deze revisie van begrippen als Gods voorzienigheid en almacht keurig behandelt, maar dat hij dit niet in gesprek brengt met zijn eigen traditie. Hier klinkt anders serieuze kritiek op het klassieke belijden.

Dekker is meer benieuwd naar de antropologische inzichten van Houtepen, waarbij de open einden van het menselijk bestaan de vraag naar God stellen. Een begrip dat deze katholieke theoloog veelvuldig gebruikt is gratuïteit. Onze ervaringen van geluk en het goede openen een nieuwe denkweg naar de aanwezigheid van een Schepper. Hier is Dekker kritisch. Hij vraagt zich nogal scholastisch af of er geen principieel verschil is tussen scheppingszorg en genade. Beslissender is zijn punt dat veel agnosten niet de behoefte zullen hebben deze ervaringen van gratuïteit religieus te duiden. Dekker vreest dat Houtepens spreken over God als hypothese het agnosme alleen maar in de kaart speelt.

Samenspraak

Nadat hij deze drie theologen afzonderlijk heeft behandeld, brengt hij hen met elkaar in gesprek in het vijfde hoofdstuk. Wat hen volgens Dekker vooral verbindt is een besef van urgentie. Dat God uit beeld is geraakt heeft een funeste uitwerking op ons leven. Hoe krijgt een modern mens weer zicht op zijn aanwezigheid? Pannenberg probeert steeds de ogen te openen voor de sporen die de Heer onmiskenbaar heeft achtergelaten in de geschiedenis. Houtepen wil laten zien hoe gastvrij het geloof is voor een ieder die streeft naar het goede, het ware en het schone. Het tegoed van Miskotte is zijn solidariteit met agnosten, nihilisten, hele en halve religieuzen. Vanuit de gedeelde ervaring dat God de grote afwezige is, kan Hij ons weer gaan verrassen met zijn presentie. Dat is de opstandingservaring die Dekker beoogt.

De agnostische tijdgenoot

In het slothoofdstuk zoekt Wim Dekker het gesprek met de agnostische tijdgenoot. Hij wil daarbij pragmatisch opereren. Wat werkt het beste? Je kunt met Miskotte de principiële keuze maken om bij het bijbels abc beginnen, maar het is misschien zinvoller eerst maar eens vraagtekens te zetten bij het heersende gesloten wereldbeeld. Uiteindelijk kiest Dekker voor een tweetrapsbenadering. Hij beseft dat dit een ambivalente methode is, maar alleen zo doen we recht aan de agnost in ons en naast ons.

De waarheid van het geloof kan niet bewezen worden, maar in navolging van Paulus doet Dekker een beroep op de overtuigingskracht van gedeelde geloofservaringen. En zo komt de gemeente in beeld. Daar moet te merken zijn dat het zinvol is om in God te geloven en alleen door dit geleefde geloof kan God weer als aanwezig ervaren worden.

Heimwee

Wim Dekker heeft een eerlijk boek geschreven. Wat bijdraagt aan de zeggingskracht van zijn onderzoek is zijn bereidheid om buiten het erf van de eigen traditie te kijken. Desondanks krijgt Dekkers theologie tussen de regels soms totalitaire trekken. Dan lijkt hij terug te verlangen naar een christelijk religieus bestand. Daaraan debet is wellicht de gereformeerde overtuiging dat het geloof beslag moet leggen op het hele leven. Het onbedoelde gevolg is dat de kerk nog maar nauwelijks als unieke vindplaats van heil beleefd kan worden. De randbewoners die ik in mijn predikantswerk tegenkom zeggen dan ook wel te geloven, maar de gemeente hebben ze daarbij niet nodig. De missionaire moed zinkt je dan in de schoenen. Gelukkig blijven er mensen die heil zien in de kerk, maar wie zal de wereld overtuigen?

Franc de Ronde

Auteur is predikant in Koudekerk aan de Rijn (PKN)