Zeven preken in het teken van Pasen

logo-idW-oud

 

ZEVEN PREKEN IN HET TEKEN VAN PASEN

Zeven preken vormen het uitgangspunt voor mijn klein onderzoek: een onlangs gehouden preek over de Emmaüsgangers – en hun omgang met de opgestane Heer – en de Paasnacht- en Paasmorgenpreken van 2005, 2006 en 2007. Mijn bevindingen schrijf ik op, zoals ze mij, bij het teruglezen van de preken, opvallen. Ik zal werken als een archivaris en begin bij het recentste materiaal. Van daar duik ik terug in de tijd. Bij alle preken is mijn vraag: hoe fungeert hier de opstanding van Jezus? – En hoe valt die opstanding het best te typeren?

Februari 2008: in de overdenking lopen hoorder en predikant mee met de Emmaüsgangers. Identificatiepunt is de ‘verlieservaring’ van de Emmaüsgangers: Jezus is gestorven en de leerlingen zitten zo vol van dit verlies dat ze zelfs tegen een onbekende, die in de wandeling ‘aanschuift’, hun hele verlies vertellen. De onbekende luistert aandachtig en stelt vragen: hij vraagt ze hun verlieservaring nog eens nauwgezet te beschrijven – alsof hij niet weet waarover ze spreken.

Het vergaat de leerlingen, gaandeweg, als ieder mens die leeft met een gestorvene: je herkent hem van tijd tot tijd terug in je dagelijks leven, hij ‘leeft’ in gebruiken en gewoonten die je nog steeds bij je draagt voort. Maar… op het moment dat je hem ècht, fysiek, herkent, in bijvoorbeeld een mensenmenigte, wordt hij aan je oog onttrokken en blijkt dat hij weg is.

Het verhaal van de Emmaüsgangers leert welke waarheid deze ervaring bevat: dat van achter de horizon die deze ervaringen aftasten (het leven na de dood) iemand met je meegaat. Echter: het moment dat diegene ècht niet meer aan je oog onttrokken wordt, ligt àchter die horizon.

Hier is naar mijn idee sprake van een geestelijk opstaan van Jezus, tot in het leven van onszelf, hier en nu. Deze opstanding is beleefbaar als een aanwezigheid, in ons leven, van Jezus in zijn meest wezenlijke doen en laten (het breken van het brood; het geven van zijn lichaam). Zijn lichamelijke aanwezigheid bij de Emmaüsgangers is van deze geestelijke opstanding de zichtbare borg.

De drie Paaspreken zijn allemaal naar aanleiding van Johannes 20: 1-18. In 2007 is het thema van de overdenking dat de opstanding van Christus geen toegangsbewijs is (‘slechts wie gelooft in de opstanding, is welkom in de kerk’), maar een uitnodiging: om mee te lopen met Maria, mee te kijken over haar schouder, mee te voelen met haar angsten en mee te luisteren naar die Bekende. Die je naam roept, waar je doodloopt. De opstanding van Jezus is onze mogelijkheid om door de dichte muur van de dood heen te kijken. Waar het leven doodloopt, waar je leeft als in een graf, opent zich een strook licht, doordat je wordt opgevangen.

De opstanding van Jezus fungeert hier als een geestelijke mogelijkheid die mensen uit een doodlopende weg kan leiden. De verschijning van Jezus aan Maria is daarvan het fenomeen: daar is in het verhaal beleefbaar hoe Maria op de plek waar haar leven lijkt dood te lopen, een strook licht ervaart. Het geopende graf geldt als het fenomeen voor de ongedachte opening aan het einde van een doodlopende weg.

In 2006 start de overdenking bij Maria van Magdala, haar verdriet is het vertrekpunt van de preek.. Tussen droom en werkelijkheid ontmoet ze twee boodschappers van God – middenin het graf van Jezus. Deze engelen kunnen ook wij vandaag nog ontmoeten: een stem in je dromen, een woord, toevallig, op je weg, iemand die je herkent… en die het toch niet was. Het zijn die ervaringen die het licht kunnen maken, in de kwetsbare pijn die een mensenleven kan tekenen. Jezus’ opstanding is van deze ervaringen het summum: de duisternis van de dood wisselt totaal voor het licht van het leven. De opstanding van Jezus wordt hier verstaan als lichamelijke opstanding: de dood maakt radicaal plaats voor het leven. Wat zich in ons leven in het klein kan aftekenen: lichtpuntjes in het donker, bemoediging tussen droom en werkelijkheid, manifesteert zich in de opstanding van Jezus afgetekend.

De overdenking van Pasen 2005 stelt Maria symbool voor al degenen die teruggaan naar een plaats die, soms al lang geleden, goed werd afgesloten met een steen – omdat wat er begraven ligt aan gevoelens, verdriet en liefde zoveel pijn doet, dat die steen maar beter goed kan blijven liggen. Waar zo’n steen – die in feite dient als een nieuw fundament voor je leven – wordt weggerold, komt de pijn die hij verborgen hield in alle hevigheid terug.

Pasen geldt als het moment waarop de hoorder kan ontdekken dat God middenin die plaatsen (waaraan je net zo min wilt denken als Maria aan het binnenste van het graf van Jezus) een nieuw begin geeft: middenin het verdriet waar je niet uit lijkt te komen, is God aanwezig. Om je erdoorheen te helpen en een nieuw fundament voor je leven te bieden. Deze ervaring – die Maria opdoet door de opstanding van Jezus – is dezelfde ervaring als die, die mensen kunnen opdoen wanneer ze zien dat Nelson Mandela, na jaren gevangenschap, vrij kwam. Het is deze ervaring die men kan opdoen, kijkend naar het leven van Martin Luther King, die door dood en angst heen, streed voor gelijkheid van rechten. Het is deze ervaring die de hoop doet leven dat Ingrid Bétancourt zal vrijkomen.

De opstanding van Jezus fungeert hier als een feitelijk gebeuren dat Maria heeft beleefd, en dat ook de hoorders vandaag nog kunnen beleven. De opstanding van Jezus toont ons, als een ‘voorafschaduwing’ van eendere ervaringen in deze tijd hoe, door de dood heen, een wereld van vrede en recht zichtbaar wordt.

De Paasnachtdiensten zijn in onze gemeente liturgisch van opzet. De diensten beginnen met het binnenbrengen van de brandende nieuwe Paaskaars: ‘Er zij Licht!’ en een zacht gezongen: ‘In het begin lag de aarde verloren…’. Ze eindigen met het uit volle borst gezongen ‘U zij de glorie, opgestane Heer.’ Er is een koor dat als cantorij functioneert, we lezen een drietal schriftlezingen die gekozen zijn uit de lezingen die het dienstboek voorgeeft, en de preek is kort. Hij voegt zich als een getuigenis uit het hier en nu bij de teksten van eeuwen. In de Paasnachtdiensten van 2005, 2006 en 2007 legden mensen openbare belijdenis af van hun geloof.

Alle drie de preken kennen dezelfde opzet en benaderingswijze: ze proberen de schriftgedeelten voelbaar te maken in het leven van nu: doordat de gemeente zich onderdompelt in de teksten van eeuwen – die gelezen worden alsof ze vanavond voor onze ogen gebeuren – komt ze op deze Paasnacht als herboren uit die teksten te voorschijn. Zo wordt geprobeerd het moment van de opstanding ervaarbaar te maken.

De opstanding van Christus fungeert hierin als een beweging – van het duister naar het licht; van de dood naar het leven – zoals we die ook kunnen ontdekken in teksten als Genesis 1: 1-5, Exodus 14: 21-32 en Ezechiël 37: 1-14. De hoorder kan, door zich onder te dompelen/over te geven aan deze verhalen, deze beweging ook in zijn eigen leven op het spoor komen – en erop leren vertrouwen.

Geurt Roffel