Van de redactie

logoIdW

 

VAN DE REDACTIE

De traditie om rond de vakantie met een boekennummer te komen krijgt beslag in dit extra dikke zomernummer vol aandacht voor poëzie.

Wij vroegen bekenden van wie we wisten of vermoedden dat ze iets ‘hadden’ met de dichtkunst om een hun geliefde dichter te bespreken en deden zelf ook mee. Met als resultaat een tamelijk willekeurige, maar ik vermoed toch verre van toevallige staalkaart van met name dominees die dichters lezen. Ja, hoe leest een dominee eigenlijk poëzie, áls hij of zij al poëzie leest? De spanning tussen Woord en woord is niet van gisteren, en het is leuk om te zien hoe dit op dit moment bij de verschillende auteurs uitwerkt (waarbij het verschil tussen man en vrouw overigens in het oog valt).

De bijdrage van Bregman, gepromoveerd op Nijhoff, rekent meteen af met het gevaar van een academische vraagstelling op dit punt, wanneer hij wijst op de ‘dichter van dienst’: er moet toch iets gezegd worden als ‘laatste woorden’.

Bij de dichters Koos Geerds (De Reus, de enige niet-theoloog), Gerrit Achterberg (Doedens) en Willem Jan Otten (Dekker) komt, zo zou je kunnen zeggen, iets van de vraag naar boven in hoeverre onze taal naar haar eigen wezen openstaat voor, of zelfs verwijst naar God. God is immers een talig wezen. Dubbelzinniger is Rainer Maria Rilke. Wessel maakte een mooie vertaling van Die Blätter fallen, en speurt naar een mogelijke duiding. R.S. Thomas (Constandse) was dominee en dichter, en zie: de taal van de goedbedoelende predikant legt het onverbiddelijk af tegen God en de geheimzinnige poëzie van Wales.

Ida Gerhardt (Verbaan) dicht soeverein over Jezus met een spelende bal, alias de wereldbol. Wat betekent het dat God, dat talig wezen, is geïncarneerd? Om deze bijdrage heen staan drie verhalen waarin juist het menselijke opklinkt: in de lichte toets van Willem Wilmink (Magnée-de Berg), de kleine antwoorden van Wislawa Szymborska (Van de Peppel) en de moed van het gewone bij Judith Herzberg (Hoogenkamp). Of de vrije gedichten van de nog jonge Lieke Marsman (Ten Boom) hierbij aansluiten, mag de lezer zelf bepalen. De debuutbundel van Dieuwke Parlevliet, Perdonia Dael, besproken door Hein Walter, vond in deze rij in elk geval een vanzelfsprekende plaats, en een citaat van Miskotte maakt ons denken over dichten af.

Ook verder aandacht voor ‘laatste woorden’: De Knijff mediteert over een laatste die een eerste wordt. Van ’t Slot recenseert de onlangs vertaalde Ethik van Bonhoeffer die hij niet meer heeft kunnen voleindigen, en we drukken de toespraak van Ad van Nieuwpoort af bij het verschijnen van het laatste deel van Breukelman. Balk tot slot vond opnieuw twee tijdgenoten van Calvijn en Wessel geeft een advies aan christelijk Nederland.

Graag wijs ik er nog op dat de serie van Zuurmond over het Onze Vader uit ons blad nu ook als boek is te verkrijgen, aangevuld met de nodige bijlagen: In hemelsnaam (Skandalon). We zijn er weer op 15 september, drie dagen na de verkiezingen, met een nummer over politiek.

In de Waagschaal – binnen is het droog            Wessel ten Boom