Van de redactie

logo-idW-oud

van de redactie

Ja, dit nummer wordt beheerst door wat er zestig jaar geleden gebeurde. Ik noem de artikelen van M.G.L. den Boer en Michael Bource, van Wessel ten Boom en Rens Kopmels. Eigenlijk moet ik daar het commentaar van AP ook bij noemen. Maar – we beginnen met het bekende gedicht van Jan Campert en we zeggen daarbij waarom we dat doen. Onthullingen over Jan Campert? Er is in februari jl. niet eens zoveel ‘onthuld’: L. de Jong (deel VI, blz. 44-45) geeft al een karakteristiek van zijn persoonlijkheid en zijn houding tijdens de bezetting. De Jongs geschiedenis van ons land tijdens de oorlog vind ik nog altijd een meesterwerk: ik heb zijn zevenentwintig delen niet alleen in mijn kast staan, maar op twee na allemaal gelezen ook. Aan de alinea die hij aan Campert wijdt kun je zien hoe zorgvuldig hij te werk gaat en die zorgvuldigheid heb ik overal in zijn werk aangetroffen, met name wanneer hij vertelt over dingen die ik zelf heb meegemaakt. Nu wordt er wel eens beweerd dat De Jong alles in termen van goed en fout, zwart en wit, vertelt; ‘we’ zouden dan sinds enige jaren ‘geleerd’ hebben dat er ook veel grijs is geweest, een beetje goed en een beetje fout. (Wie zijn die ‘we’ eigenlijk? Is u, hooggeachte lezer, ooit iets gevraagd? Mij in ieder geval niet.) Houd dit geleuter eens in het licht van wat De Jong in het voorwoord van deel IV schrijft. Hij citeert daar Sartre die kort na de bevrijding van Parijs aan Engelse lezers schreef: “De verschrikking was ondragelijk en – we konden ons aanpassen”. Dat lijkt mij ook op een groot deel van ons volk tijdens de bezetting van toepassing. Door bij zijn oordeel over het oorlogsverleden van Aantjes – waarvan ook al negentig procent bekend was – als officier van justitie, en tegelijk als rechter, op te treden heeft De Jong een ernstige fout gemaakt. Bij zijn beoordeling van personen in zijn geschiedschrijving kun je ook wel eens vragen stellen, maar de beoordeling van de geschiedenis is – terecht! – een debat zonder einde, en ik kan er niet tegen wanneer De Jongs levenswerk naar beneden gehaald wordt.

Verder in dit nummer: At Polhuis en Evert Jan de Wijer zetten het gesprek met Van ’t Kruis krachtdadig voort. Daan Thoomes pleit voor het verhaal aan kinderen, en inderdaad; tegen een goed verteld verhaal kan ook de televisie niet op. Dan: boekbesprekingen: van de hand van Van de Kamp over Kronenburg, van Bernard Prakke over protestants ongeloof en van mijn hand over Heiko Oberman. Ook: reacties op artikelen in het vorige nummer: Laura Reedijk over Betje Wolff en Aagje Deken, en Gerard van Ancum over groene bordjes, die het je gemakkelijk maken de kerk uit te komen. En de paus? Bernard Prakke slaat hem niet over. Tenslotte de meditatie waarmee we openen: veel facetten van opstanding, van dé opstanding.

Rest mij te vermelden dat onze redacteur T.G. van der Linden een heel handzame inleiding tot Bonhoeffer heeft gepubliceerd: Dietrich Bonhoeffer, Kok, Kampen 2005, ISBN 90 435 1078 5.

A.A. Spijkerboer