Van de redactie

logo-idW-oud

 

VAN DE REDACTIE

Nummer 1 van deze nieuwe jaargang verschijnt laat, veel te laat: eerder twee weken dan twee dagen. Ruis, die onze administratie verzorgt, heeft zich tot het uiterste ingespannen om de schade beperkt te houden, maar ook hij kan geen ijzer met handen breken. – We vragen onze lezers om excuus en hopen dat nr. 2 nr. 1 niet inhaalt.

De NBV, de Naardense Bijbel, de Blokkerbijbel, de Grunbergbijbel – bijbel in meervoud. Bernard Prakke, Machteld de Mik, Coen Constandse, Wessel ten Boom schrijven er over, en ook wat Wouter Klouwen schrijft over “dat kleine rotgodje” heeft alles met het Woord te maken.
Dit alles lezend dacht ik terug aan wat Barth in zijn Einführung in die evangelische Theologie, hoofdstuk IV, paragraaf 15, schrijft over de exegese: wie de bijbel uit wil leggen moet gebruik maken van alle hulpmiddelen: studie van de grammatica en het idioom, en van de vergelijkende wereld – cultuur – en literatuurgeschiedenis. Valt ook historisch onderzoek daaronder? Ja zeker, hij zegt dat er letterlijk bij. Maar er is nog een ander aspect van historisch onderzoek waaraan niet vaak gedacht wordt: de onderzoeker stuit op teksten uit de oudheid, “die blijkens de bedoeling van hun schrijvers en zoals ze daar als een eigen genre op tafel liggen, alleen gelezen en verklaard kunnen worden als getuigenis en verkondiging van een goddelijk handelen en spreken, dat te midden van de overige geschiedenis zogenaamd of werkelijk heeft plaatsgehad”. Is dat echt een resultaat van historisch onderzoek? Ja, wie maar even bij zijn verstand is, gelovig of niet, kan zien dat de teksten van de bijbel een kerugmatische strekking hebben. De exegeet komt dan voor de vraag te staan of die teksten bij hem op ongeloof, “op milde en diepe scepsis”, of op geloof stuiten. De teksten hopen natuurlijk op het laatste. “Dogmatische exegese? Ze is dat alleen in zoverre ze het dogma van de hand wijst dat het haar al van tevoren zou willen verbieden deze verwachting te koesteren”, namelijk de verwachting dat deze teksten zichzelf waar maken. – Met eenvoudige zinnen schept Barth orde in een debat dat al twee eeuwen aan de gang is.

Maar er staat nog meer in dit nummer! Kees Doevendans schrijft over godsdienstvastgoed: ja, wat moet de PKN met al die gebouwen? Sommige zijn wel erg mooi en je zou ze nooit willen missen. Den Boer over het rondkijken van een Engelse kardinaal in Rome. Bas de Mik over het zevende gebod. Zou er in het verleden minder tegen dit gebod gezondigd zijn dan nu? We zullen het nooit weten: er is zoveel in het geniep gebeurd en het is maar goed dat je niet alles weet. Van mijn hand een artikel over Madeleine Albrights kijk op haar werk. Van Harry Pals, predikant in Doesburg, een bespreking van het jongste boek over Augustinus van Wessel ten Boom – verrassend, én een paar duidelijke vragen.

Tenslotte de gewone rubrieken waarbij Rens Kopmels’ Zomaar wat het commentaaar vervangt.

A.A. Spijkerboer