Van de redactie

logo-idW-oud

 

VAN DE REDACTIE

In dit nummer zetten Aart van den Dool en de secretaris van onze redactie hun ge-sprek over huwelijk en seksualiteit voort. Uit wat zij schrijven blijkt dat zij het op prijs zouden stellen als ook anderen zich in het gesprek mengen. Dick Boer ruimt een reeks misverstanden op over At Polhuis’ weergave en bestrijding van zijn opvatting van linkse politiek. Wessel ten Boom is intens bezig met de vraag of wij God kunnen kennen en je kunt niet zeggen dat hij met een antwoord komt, maar wel dat hij ons op het spoor van een antwoord zet: we zullen het zelf moeten geven. Reinier Gosker, predikant in Zuidwolde, Otto Kroesen, studentenpredikant in Delft en Henk van Olst, emeritus in Utrecht, bezochten een conferentie op Hydepark over Rosenstock-Huessy en brengen daarvan verslag uit: het gaat over Rosenstocks visie op Christus als het centrum van de geschiedenis. Dick Wursten, predikant in Antwerpen, over Paul Ger-hardt, dichter van prachtige liederen, waarvan vele in ons liedboek staan en tegelijk anti-calvinest. Dat laatste is tot op grote hoogte te begrijpen, maar je zou dan ook wel graag willen weten wat een Lutheraan als Gerhardt beleeft bij de consubstantiatie van het avondmaal – echt iets anders dan Johannes Calvijn? Henk Wolzak, Rusland-kenner in Amsterdam, over Poesjkin, een dichter die bij mijn weten tijdens een duel dodelijk is gewond door een meneer die op de Nederlandse ambassade werkzaam was.

Ik schrijf dit op Barths verjaardag. Ons blad heeft de reputatie het blad van Barthia-nen te zijn en in dit nummer alleen al wordt hij in twee artikelen genoemd. Bestaat er ook zoiets als een Barthiaanse ‘orthodoxie’? Ik denk dat dat wel zo is, en dan gaat er gebeuren wat er in iedere orthodoxie gebeurt: de een wil nog iets zuiverder in de leer zijn dan de ander. (Ik hoef niet ver te lopen om daarvan een paar voorbeelden te vin-den.) Maar waar komt dat hele verschijnsel orthodoxie vandaan? Dat is iets van men-sen die zich niet veilig voelen: zij raken onder de indruk van een imponerende gestal-te zoals die van Barth en proberen bij hem in de buurt te komen; hoe dichter in de buurt, hoe veiliger. Zoals een partouilleschip in de buurt van een enorm slagschip. In hun achterhoofd zit: Barth is imponerend en zo word ik ook een imponerende theoloog.

Het is allemaal zo goed te begrijpen maar er is één groot en doorslaggevend gevaar: wat vind je nu eigenlijk zelf, waar sta je nu eigenlijk zelf als theoloog? De thelogie is bedoeld als een groot concert en in dat concert heeft ieder zijn eigen instrument. Met dat instrument zul je het moeten doen, ook al heb je dan een blokfluit voor een kind van zes jaar.

Ik eindig met een citaat van de jarige Barth: Wees een man en volg mij niet na!

A.A. Spijkerboer

P.S. Vanavond tracteer ik op ijs. Dat heb ik altijd gedaan toen de kinderen nog thuis waren en dat blijft zo.