Van de redactie

logo-idW-oud

 

Van de redactie

Ook in dit nummer weer aandacht voor de Nieuwe Bijbel Vertaling, maar deze keer zit er organisatie achter. Eerst twee artikelen, een van Bernard Prakke en een van mij; Prakke relativeert de hele opwinding over de NBV door te vertellen over Hieronymus en Augustinus en ik kom met een plannetje. Beide artikelen zijn voorgelegd aan Karel Deurloo en Pieter Oussoren. Deurloo blijkt nog steeds geen goed woord over te hebben voor de NBV en Oussoren maakt gehakt van mijn plannetje. We hadden ook Dr. Jaap van Dorp van het bijbelgenootschap om een reactie gevraagd maar hij was niet in de gelegenheid aan ons verzoek te voldoen. Het artikel van Bruin heeft van terzijde alles met deze discussie te maken. In de redactie is wel de vraag opgekomen of we eindeloos door moeten gaan met artikelen over de NBV. We zullen het daar op onze komende vergadering wel over moeten hebben.

Vanuit de verte correspondeer ik wel eens met Marie-Claire Barth-Frommel. Zij heeft als echtgenote van Christoph Barth een groot deel van haar leven in Indonesië doorgebracht en ze gaat er voor de Basler-Mission nog wel eens heen. Zij heeft me in het begin van dit jaar op het hart gebonden voorbede te doen voor de synode van de Evangelische Kerk in West-Papua. Wie het artikel van Hans van de Wal leest zal begrijpen waarom ze om voorbede vraagt. Het is deze zomer vijftig jaar geleden dat de oproep van de synode over Nieuw-Guinea (zoals je toen zei) verscheen en daarover verschijnt binnen afzienbare tijd een boek van zijn hand. – Pilatus waste zijn handen in onschuld en we moesten zijn voorbeeld maar niet volgen. En dus dit boek lezen.

Nico Bakker schrijft een eerste artikel over de tijd die blijft en we zijn benieuwd naar het vervolg. Want tijd die blijft is wat je noemt een contradictio in terminis. M.G.L. den Boer over een raam (Gunning) en een schilderij (John Donne). Daan Thoomes over opvoeding in een open wereld: met “moet kunnen” stuur je je kinderen de mist in. At Polhuis over Villa Tannenberg, niet in Oost-Pruisen maar in Thüringen. Bernard Prakke vertelt verder over de invloed van oorlog op de muziek.

Tenslotte de vaste rubrieken. Helemaal tenslotte moet ik vermelden dat ik in mijn artikel over Heine in het vorige nummer een bok geschoten heb: de laaste twee regels van het gedicht over rum en thee luiden: “Sie selber aber hat den Rum/Ganz ohne Tee genossen” en dat is het tegendeel van wat ik uit mijn geheugen meende te kunnen citeren. Daar komt nog eens bij dat het gedicht niet uit de tijd van La Mouche kan zijn, want het stamt uit 1844.

En dan nog: ons bereikt het schokkende bericht over de dood van ons oud-redactielid Ernst Beker en zijn vrouw. In een volgend nummer komen wij hierop terug.

A. A. Spijkerboer