Van de redactie

logo-idW-oud

 

VAN DE REDACTIE

Ds. N.K. Mos heeft zich in zijn, zo langzamerhand landelijke bekend geworden preek gebaseerd op wat hij van Miskotte “geleerd” heeft. Dat roept de vraag op of Miskotte het jodendom goed gezien en zuiver beoordeeld heeft. Zit het toch niet dichter bij het christendom dan in het verleden vaak gezegd is? Onze redacteur Coen Constandse stelt voorzichtig vragen bij wat Miskotte over deze dingen gezegd heeft. Zijn vragen worden ook door veel anderen gesteld en ze moeten dan ook aan de orde komen. Op het artikel van Constandse volgt een artikel van mijn hand over Miskotte en het jodendom. (Er hangt m.i. veel af van je antwoord op de graag wat “joods” betekent. Paulus zegt in Rom. 3:31 met zoveel woorden: als je de Thora in ere wilt houden moet je bij mij wezen! Ik vermoed dat hij zichzelf “joods” bij uitstek zou noemen.)

Rens Kopmels bespreekt een boek van Jürgen Moltmann dat in de Nederlandse vertaling onder de titel “In het einde ligt het begin” verschenen is. Het gaat over iets waar iedereen mee te maken heeft, of krijgt, en waarover in de kerk niet veel te horen is.

Maar Kopmels’ boekbespreking is niet de enige. I.C. Visser-Schroot heeft onze redactie dan wel verlaten, maar blijft schrijven en neemt niet minder dan twee boeken voor haar rekening: Noblesse Oblige, over de Theologie van Gunning, en Fathers and sons over de nazaten van Alexander Waugh, tot wie Evelyn zich mag rekenen. Machteld de Mik raakte als kind al onder de indruk van de sporen die WO I in Noord-Frankrijk heeft nagelaten en vertelt over een boek van Dorgelès over het leven en sterven, èn het lachen in de loopgraven: zó kun je je deze mannen voor de geest halen. Den Boer bespreekt een boek van Dubois over “het heil” in Amsterdam: Dubois jubelt niet van de ene bladzijde naar de andere, maar legt een “historisch document” aan de lezers voor.

At Polhuis schrijft een brief aan “Beste Wessel” en daarmee bedoelt hij zonder enige twijfel onze redacteur Wessel ten Boom. De vraag op de achtergrond is: wat bedoelde Den Dulk toen hij Barth niet achter zich wilde laten maar wel verder wilde gaan? Hoe dan ook: Barth hoopte natuurlijk dat zijn werk gelezen en overdacht zou worden, maar hij werd geïrriteerd door mensen die achter hem aan liepen.

In nr 8 en nr 10 zijn we bezig geweest met God en de geschiedenis. Ik zat onlangs over dit onderwerp te peinzen en kwam op het idee eens naar de liederen van Valerius in het liedboek te kijken. Ik sloeg er het compendium bij op en zag dat lied 415 gemaakt is na de bevrijding van Vlissingen, Veere en Zierikzee in 1572 en 418 na de strafexpeditie van Don Frederik tegen Mechelen, Zutfen, Naarden en Haarlem. Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Maar ik kan me niet herinneren in P.C. Hoofts verhaal over het beleg van Haarlem ook maar iets over Gods hand in de geschiedenis gevonden te hebben.

Bij mij weten was Valerius ouder dan P.C. Hooft, maar tijdgenoten kun je hen toch wel noemen.

A.A. Spijkerboer