Paul Gerhardt (1607-1676)

logoIdW

 

PAUL GERHARDT (1607-1676)

In de komende tijd staat ons een nieuw liedboek te wachten. Bij het samenstellen daarvan hebben de dichters en de bestuurders een zware klus. Dat was ook het geval met de verschijning van ons huidige liedboek, in 1973. Rondom de aanbieding in Middelburg en even goed in de jaren daarvoor vond menige botsing plaats. Het ging over criteria, moest je de beste dichters carte blanche geven (aristocratie) of had het kerkelijk bestuur het laatste woord, dat is dan democratie. Maar dat laatste krijgt gemakkelijk het populisme in huis en daar heeft men echt geen verstand van liederen. Trouwens, ook niet van klassieke muziek, maar dit geheel terzijde.

Wanneer wij nu onze aandacht richten op de dichter Paul Gerhardt, dan zullen wij zien dat de spanningen in het Duitsland van de 17e eeuw ook niet gering waren. Een jaar na de geboorte van onze dichter brak de dertgjarige oorlog uit, die de duitse bevolking onnoemelijk leed en ook schade bracht. Gerhardt ging studeren in Wittenberg. De lijfelijke onverschrokkenheid van Luther had daar inmiddels plaats gemaakt voor een onverschrokken dogmatiek. In Wittenberg bleef onze student lang hangen. Dat zou onder andere kunnen komen door de oorlog, die menige predikantsplaats voor jaren onvervulbaar maakte. Van 1627 tot 1651 woonde hij in de universiteitsstad. En toen kwam eindelijk een beroep, naar Mittenwalde, ten zuiden van Berlijn.

De dichter Gerhardt maakte zijn gedichten aanvankelijk voor zichzelf. Maar de lijn van persoonlijk naar kerkelijk heeft zich vaak voorgedaan, ook bij hem. Als we even opzij kijken naar ons nederlandse liedboek, dan zien we hetzelfde bij lied 395. Klaas Heeroma was met zijn mede-dichters de hele dag bezig geweest met psalmen berijmen, toen hij op zijn slaapkamer de behoefte voelde om alle vakmanschap en verondersteld geloof even af te leggen. Hij maakte voor zichzelf het wonderschone “o Heer, verberg u niet voor mij…” En bij het ontbijt de volgende morgen luidde het oordeel van zijn collega’s: “Je hebt een heel mooi kerklied gemaakt!”

In 1657 ging Gerhardt naar Berlijn, maar daar wachtte hem weinig goeds. De plaatselijke keurvorst (die zelf calvinist was) stuurde aan op verzoening en eenheid in de kerkelijke twisten tussen lutheranen en volgelingen van Calvijn. Niet gehinderd door al te veel theologische kennis had de keurvorst besloten dat de lutherse catechismus niet meer mocht worden gebruikt. Onze dichter, licht geraakt en snel ontzet als hij was, kon hier niet mee leven. Op het heetst van de strijd beweerde hij, dat je nog beter met katholieken te maken kon hebben dan met calvinisten. We hebben hier te maken onder andere met de avondmaalsleer, waarover Zwingli en Luther het al niet eens konden worden.

Is de maaltijd van de Heer uiteindelijk symbolisch of gaat het om de werkelijke aanwezigheid van de Heer? De keurvorst kon daar geen knopen doorhakken, vond Gerhardt. Op zijn zachtst gezegd kunnen we ons daarbij wel iets voorstellen. Onze dichter werd geschorst als predikant en een jaar later werd deze schorsing opgeheven. Maar voor hem hoefde het nu niet meer. De kunstenaar was op zijn ziel getrapt en raakte daardoor buiten staat om zijn werk goed te doen.

Van 1669 tot 1676 is Gerhardt nog predikant geweest in Luebben (in Saksen). In het laatstgenoemde jaar is hij overleden.

Een beetje ongeschikt voor deze wereld, maar in zijn element als dichter heeft Paul Gerhardt wijde erkenning gevonden als kerklieddichter. Bij componisten zeggen we dan: hij heeft repertoire gehouden. – Over componisten gesproken: de beste vriend voor Gerhardt in de berlijnse jaren was ongetwijfeld Johann Crüger. Deze musicus komt in ons liedboek vaak voor, bij 22 liederen. De duitse dichter moet het met minder doen, we zien zijn naam bij 13 liederen. De combinatie Gerhardt-Crüger komt in onze nederlandse bundel 4 keer voor.

Het lijkt mij passend om nu een wandeling te maken langs de liederen van onze duitse dominee en bij enkele hoogtepunten stil te staan. De wandeling voert ons langs de dertien Gerhardt-liederen van het nederlandse liedboek.

20 is een bewerking van psalm 146, vrijer dan de Geneefse versie, maar niet minder.

90 een parafrase van Romeinen 8, ook hier spreekt de vertaling van Ad den Besten aan.

117 onze eerste ontmoeting met Crüger, een adventslied. Dit is van Gerhardt een evergreen.

141 is het hoogtepunt van de wandeling, de melodie is nu van Joh.Seb.Bach. Zo ergens, dan zien we hier dat het lutherse zingen vaak dansanter is dan wat uit Genève komt.

144 het hoogtepunt houdt nog even aan. Alweer een dans, en hoe lieflijk… Komt allen tot mij, die vermoeid en belast zijt. – Dat is een nodiging die verre blijft van verkiezing en verwerping.

183 de origine is middeleeuws, wat hier de dichter doet is zo bevallig. Voor zover het leven een strijd is, wordt die omvangen en opgeheven door de inzet van de zoon van God. Als bij ons alles doortrokken is van strijd en weerbaarheid, dan deugt er iets niet.

187 een uniek gedicht. Het volle evangelie wordt reeds verkondigd als de messias wordt getekend in zijn lijdensweg. Het zou de moeite lonen om na te gaan wat Bonhoeffer over dit lied zegt.

193 een lijdenslied, en alweer: we horen de volle ernst van het geloof, maar geen enkele twijfel of tweeslachtigheid. Het zien van de Meester maakt zalig.

214 wat doen we met Pasen? Dan dansen wij en we hebben er alle reden toe. Ons geloof is niet schools of houterig, het is expressief en het geneest de troosteloosheid van onze ziel. Het lijkt wel een joodse bruiloft.

377 Gerhardt leefde in zijn liederen en dan was hij de keurvorst vergeten. Alweer een dansje. Het christelijk geloof moet wel iets verrukkelijks zijn.

425 ja hoor, een lentelied. Je kon erop wachten. Franciscus komt voorbij. Vers 6 en 7 neemt al een voorschotje op de verlossing. God verhoede dat in het nieuwe liedboek deze er uit gaat en enig broddelwerk ervoor terug komt.

426 dank aan Paul Gerhardt en dank aan Ad den Besten. Wat een onverwachte kleuren krijgt het geloof hier. Het woord zwaarwichtig bergen we voorlopig maar op.

427 weer een evergreen. Als je alle verzen zingt, merk je dat het klopt. Vers 6 vangt vers 5 op en vers 7 is voedsel voor onderweg.

Er is een boekje verschenen in 1976, een uitgave van Kok Kampen. In 90 blzz. geeft Dr C.P. van Andel een introductie in het werk van Gerhardt. De titel is zeer adaequaat: “Laat ons nu vrolijk zingen!”

Met een vriendelijke groet aan alle cantorijen in onze kerk,

Bernard Prakke

Auteur is emeritus predikant (PKN) en oud-redactielied

Ein Lämmlein geht und trägt die Schuld der Welt und ihrer Kinder;

Es geht und büsset in Geduld die Sünden aller Sünden.

Es geht dahin, wird matt und krank, ergibt sich auf die Würgebank,

entsaget allen Freuden;

es nimmet an Schmach, Hohn und Spott, Angst, Wunden, Striemen, Kreuz und Tod,

Und spricht: Ich wills gern leiden.

Wenn endlich ich soll treten ein in deines Reiches Frieden,

so soll dein Blut mein Purpur sein, ich will mich darin kleiden;

es soll sein meines Hauptes Kron, in welcher ich will vor den Thron,

des höchstes Vaters gehen

und dir, dem er mich anvertraut, als eine wohlgeschmückte Braut

an deiner Seite stehen.

(EKG 62, vers 1 en 8) Paul Gerhardt