Muziek en oorlog (I)

logo-idW-oud

 

Muziek en oorlog (I)

De muziek is een van de schone kunsten. In het krijgsbedrijf zit ook wel iets kunstigs, men kan het zelfs bewonderen, maar waar moet je met je afschuw blijven? Oorlog begint vaak met de gedachte ‘Het moet dan maar’ om later plaats te maken voor ‘als het maar ophoudt’. De oorlog roept zeker het lelijkste in de mens naar voren en soms ook wel goede dingen als moed, standvastigheid en inventiviteit.

Het is een eigenschap van de muziek om de oorlog niet te ontlopen. In benauwde tijden is er de muziek om het vol te houden, aan het begin was er in Napoleons tijd de trommelslag om de adrenaline op te peppen, de muziek is er om de vrede te vieren voor zover dat gaat en tenslotte kan de muziek een in memoriam oprichten. We zullen al die vormen nog tegenkomen in een drietal artikelen die ik mij voorstel te schrijven.

Het is echt waar, dat bij Napoleon en ook nog tijdens de Amerikaanse burgeroorlog de infanterie oprukte onder begeleidend tromgeroffel. Muziek kan opzwepen en dat heb je nodig als de strijd begint. Als jouw leger het hardst kan roffelen geeft dat goede moed voor de strijd die wacht.

Joseph Haydn heeft veel in oorlogstijd gecomponeerd. Zo schreef hij in 1798 de ‘Missa in angustiis’ (voor benauwde tijden) die later werd omgedoopt in Nelsonmesse, toen de Engelse zeeheld de Fransen had verslagen. De oorlog heeft ook iets van het noodlot, van de onmacht om er op een andere manier uit te komen en behoort als zodanig tot het menselijk leven op aarde. Zo zag Haydn het en het kostte hem geen moeite in tijden van oorlog zijn muziek te laten opdraven. Af en toe leek oorlog onvermijdelijk en dan moest men zich daarop instellen.

We komen dat zelfs in 1870 nog tegen dat een Duitse componist als Johannes Brahms een feestelijke compositie maakt als de Fransen bij Verdun verslagen zijn en het Duitse keizerrijk wordt uitgeroepen. Voor Brahms was het mooie van die oorlog dat de Duitse verbrokkeling ophield en er inderdaad een tijd van opbloei in Duitsland kon beginnen. Vertwijfeling komt later pas, verklankt door Gustav Mahler, met een schildering van de weemoed en de ontreddering van soldatenleven en oorlogsleed.

Ik geloof niet dat de kerk er ooit in geslaagd is een sluitende definitie te geven van de rechtvaardige oorlog. Het wordt op zijn best een “niet meer te vermijden oorlog” zoals Abraham Lincoln de Burgeroorlog heeft gezien. Maar altijd heeft oorlog ook te maken met aspiraties en pretenties en de bereidheid daarvoor een offer te brengen.

Voor zover ik heb kunnen vaststellen hebben vele klassieke componisten met oorlog te maken gehad en er ook op gereageerd. We zullen nu eens gaan kijken wat we daarbij tegenkomen.

Ludwig van Beethoven is een bewonderaar van Napoleon geweest, die positief gestemd was over de sociale veranderingen die de Franse revolutie meebracht. Maar in 1804 was de componist heftig teleurgesteld toen Napoleon zich tot keizer liet kronen. Dat viel zwaar tegen en was een onbeschaamde terugval in oude toestanden.

De derde symfonie, een muzikale revolutie, die aan Napoleon zou worden opgedragen, werd nu alsnog aan een Oostenrijks edelman gewijd, ten teken dat de vernieuwing niet had doorgezet. De balans viel terug en de opgebouwde goodwill van de Franse generaal was als sneeuw voor de zon verdwenen.

Ruim tien jaar later kwam Beethoven met een stuk dat terecht weinig wordt gespeeld, een hulde voor Wellingtons overwinning in de slag bij Waterloo. De inspiratie ontbrak en de muziek is vaak bombastisch.

E
en veel beter monument voor die tijd richtte Tsjaikovski op in 1882 voor de inwijding van de Verlosserkerk in Moskou. De ouverture 1812 met zulke realistische kanonschoten dat de politie de zaal wilde ontruimen uit angst voor een terreuraanval, heeft als sleutel de confrontatie van de Russische volksziel met de franse agressie. Je hoort de Marseillaise smoren in het monnikengezang en de kerkklokken van het Russische geduld en hun vermogen om te lijden.

Wie mocht zeggen dat de muziek zich hier leent voor de zinloosheid van het krijgsgebeuren maakt de oorlog los van de geschiedenis als geheel. Je mag wel tegen de oorlog zijn, maar niemand kan ontkennen dat zij de tijdgenoten dwingt tot een positiekeuze. Het is bij oorlog als bij sport: het gaat wel ergens om en je bent voor de ene of de andere partij. Wie lukte het ooit boven de partijen te staan?

Ondertussen is de oorlog geen geliefde bouwsteen van het christelijk geloof. Je blijft er niet buiten maar het is geen zaak om in te geloven. In die strijd en als inzet voor de strijd kan echter iets aan de orde komen wat wel degelijk met geloof te maken heeft.

Motieven in de oorlog raken aan het geloof, het gaat zelden nergens over. Als mijn land eenmaal in oorlog is ben ook ik daarin betrokken en leef mee. Een positie boven de strijdende partijen is ondenkbaar. In het Oude Testament is oorlog schering en inslag, in het Nieuwe is de oorlog allesbehalve overwonnen, maar hooguit gerelativeerd: wie dat middel kiest, zal er zelf aan ten offer vallen.

En als een componist gevraagd wordt een ‘Te Deum’te schrijven om de plechtigheid van het vredesakkoord op te luisteren, dan wordt er iets gevraagd binnen het spectrum van menselijk doen en laten wat nu eenmaal tot onze vaste gegevenheden behoort.

We zullen daar bij volgende onderzoekstappen voorbeelden van tegenkomen.

Bernard Prakke