‘Hij is geen God van doden maar van levenden’

logo-idW-oud

‘Hij is geen God van doden maar van levenden’. (Lucas 20:38)

Midden in het leven worden wij door de dood bedreigd, altijd en overal. Niet alleen de fysieke dood, maar ook het afgesneden zijn van contact, het verlies van ons eigenlijke zelf, het verlies van gezondheid of aanzien.

Het is waar, dat God van de dood redt, maar dat is ons niet altijd helder. Hij doet het telkens weer, nadat wij dachten van Hem verlaten te zijn.

Eens discussieerden wij of de opstanding wel kon, maar het debat was niet zo vruchtbaar. God redt van de dood, het hoe ontgaat ons en dat mag ook zo zijn.

Voor Hem echter is niemand dood, wij leven allen en zullen leven.

Op het Groningse platteland groeide in de vijftiger jaren een jongetje op, Ede Staal. Zijn vader was bij de NSB geweest en zat na de oorlog 12 jaar gevangen. Dus Ede had geen vader, heel Leens wist het en niemand zei het. Want in Groningen kunnen ze heel goed iets voor zich houden. Ze twijfelen daar nog altijd of spreken wel zoveel zin heeft.

Zijn moeder zorgde voor Ede, en bezocht haar man trouw in de gevangenis. Zij bezweek vroeg aan haar taken en werd geveld door de ziekte die ook Ede vellen zou. Ede stierf in 1986.

Ede werd leraar Engels, ontdekte de blues van New Orleans en begon zelf teksten te schrijven. Bij voorbeeld het onvergetelijke “’t Hogelaand”:

’t Is de lucht achter Oethoezen
’t Is ’t torentje van Spiek
’t Is de weg van Lains noar Klooster
En deur Westpolder langs de diek
’t Binnen de meulens en de moaren
’t Binnen de kerken en de börgen
’t Is ’t laand woar ik as kind
Nog niks begreep van pien of zörgen.
Dat is mien land, mien Hogeland…
Nobody knows the trouble I have seen
Nobody knows but Jesus.

Deze tekst kreeg vleugels in ons land door het gebruik ervan in de film ‘De Poolse Bruid’ uit 1998. De naam van Ede Staal werd als maar bekender, dit jaar kwam er een biografie van hem uit.

Maar dat jongetje zonder vader, dat kon wel dood gaan van gemis.

De teksten van Ede zijn eigenlijk van achter die dood ontstaan. Eigenzinnig als zijn vader, die terugkwam op Leens in 1957, maar voor iedereen dood was, net zo heeft Ede geleefd, met een kras op zijn ziel van de oorlog.

Maar door de dood heen kwam zijn lied, even melancholiek als schitterend, hij gaf het Groningse landschap literair leven uit de dood.

Leven wij zelf en stelt ons leven wat voor?

Wie het weet mag het zeggen.

Als Ede het toneel op moest, ging hij opnieuw dood. Maar de zaal met Groningers zat te wachten en hij zong.

Hilversum ontdekte hem nog net op tijd en een radiomaker schreef nu die ontroerende biografie.

Wat is de dood? Het eind van alles, de val in de zinloosheid. De klap in je gezicht.

Vraag het Gustav Mahler, vraag het Anton Bruckner. Zij hebben muziek gemaakt van achter de doodsrivier.

Het evangelie troost alleen als je je eigen dood in zijn vele gestalten onder ogen ziet.

Bernard Prakke