Amsterdamse herinneringen (II)

logo-idW-oud

 

AMSTERDAMSE HERINNERINGEN (2)

Wat dat de wereld is
Dat weet ik al te wis-
God betere het- door ’t versoeken
Want ik heb daar verkeert
en meer van haar geleerd
als van de beste boeken.

Want of ik schoon al las
hetgeen so kunstig was
als goddelijk geschreven,
’t en ging ter ziel noch sin
so nijver mij niet in
als ’t eigen selfs beleven.

Je hebt het raak gezegd, Brederode. Dit gedicht bleek een ster aan mijn eigen firmamentje, hoe helderder hij straalde, hoe beter het met mij ging.

Vooral dat Bijbel noch roman de taak van de ervaring ooit zouden kunnen overnemen.

De lezer duide mij niet euvel dat ik nu maar doorga waar ik gebleven was. In 1962 heb ik een rolletje gespeeld in een werk van Diepenbrock, de componist. Het betrof de toneelmuziek bij Sophocles’ Elektra, dat is zoals wij allen weten een Griekse tragedie en niet de eerste de beste. Ik was Orestes en kwam thuis om mijn moeder en haar minnaar te doden (toe maar) terwijl mijn zusje Elektra stond te kijken of alles naar wens verliep.

Diepenbrock was classicus (1) hij was voornaam katholiek (2) en last but not least bevriend met Gustav Mahler. Die toneelmuziek was in Mahlers stijl, wij moesten de toneeltekst zeggen (dus niet zingen) maar wel ritmisch, zodat de muziek eronder schoof, als bij een film zal ik maar zeggen.

Mijn mooiste zin was tegen mijn zuster: ‘Niet voor de goden tot de reis mij maanden, zaagt gij mij’ . Het Nederlands is van Boutens, dit voor de volledigheid.

Om mijn rolletje te spelen mocht ik op het podium van het Concertgebouw staan, ik herinner mij daar niets meer van, dus moet ik zo ongeveer in trance geweest zijn. Elektra had de hoofdrol, zij deed het publiek huiveren. Er was ook een vrouwenkoor, dat steeds meeleefde ‘je moet het wel doen, je kunt niet anders, na al die eenzame bittere jaren met je moeder en haar boel.’ In dit geval is boel het woord voor boeleerder, minnaar.

Heel veel later ging ik eens voor in de Westerkerk en heb toen alles opgerakeld uit het Concertgebouw. Ik weet nog steeds niet waar ik het meest van genoot, maar beide gebouwen zijn mij heilig en ook op dat vlak kon ik met Mönnich goed overweg. In 1984 stak hij (M) nog eens de draak met dominees die een paar woorden hebreeuws op de kansel debiteerden en dan dachten het heilige reeds van verre te aanschouwen.

In ons blad weten wij van Miskotte, voor het gemak soms aangeduid met KHM. In diezelfde geest moge ik nu schrijven over CWM of nog korter M, niet uit gebrek aan eerbied, integendeel zou ik zeggen.

Wanneer kwam ik voor het eerst bij M thuis? Daar weet ik nog alles van. Een huisgenoot had mijn kamer verbouwd, kruisen op de muur getekend en al mijn platen kapot geslagen. En dat alleen omdat hij voor zijn kandidaats gezakt was en ik hem trachtte te troosten. Hij noemde mij wijkverpleegster en begon toen aan de verbouwing. Diezelfde week klonk menigmaal in huis het voor mij onbegrijpelijke lied ‘ik heb de laatste trein naar Westerbork gemist’ een joodse dispuutgenoot zong het. Verbouwereerd en zeer angstig ging ik de straat op, het was zomer en tamelijk warm. Goed en kwaad waren twee broers, zoveel was mij wel duidelijk, maar hoe moest ik mijn weg vervolgen?

Naar M! Om 22.30 uur belde ik aan. Omdat ik u als lezer nog niet zo lang ken vertel ik nu even niks behalve dat ik die nacht voor het eerst jenever heb gedronken. De drank heeft nooit mijn liefde gewonnen, maar die avond was het ambrozijn. De man die het inschonk was een beetje wat Ananias voor Saulus van Tarsus was, en nu bedoel ik alles geestelijk en wil echt helemaal niemand kwetsen.

Er was nog iets in die tijd, ik wist dat mijn moeder naar Mahlerconcerten ging met haar oom, zo ongeveer in 1928, maar verder zei die naam me niks. Mijn fluitleraar vdW liet mij op een middag Mahler 1 ( de eerste symfonie dus) horen en wat voor veel anderen de avonden van Van het Reve was, dat werd voor mij deze muziek. Dat was ik, daar liep ik, misschien was ik wel niet goed bij mijn verstand maar hier begreep ik elke noot, voelde de impasse, de spanning, de angst en de schaamte. Muziek van een joodse man, die zich schaamde jood te zijn en zich daarover dus ook weer schaamde, ik kon mij er iets bij voorstellen. En ik vernam dat Diepenbrock dat begreep en zelfs begreep dat Mahler zich had laten dopen om operadirigent in Wenen te kunnen worden en dat hij dat Mahler niet euvel duidde, terwijl hij toch voornaam katholiek was. Mahler bleef jood, dwars door alle vermommingen die hijzelf en anderen hem opdrongen.

Ik spring vooruit, maar anders doe ik Mahler onrecht: in 1967 speelde Bernstein in de woestijn voor 5000 Israelische soldaten Mahler 2 Auferstehung en de kinderen van Egypte dachten dat het een troepenconcentratie was. Dat was het ook, maar dan helemaal anders.De hoornist van Israelic Philharmonic zei later: it was more than a concert, it was an event.

Waar ik het verder met CWM wel en niet over mocht hebben in de gesprekken die volgden, doet er nu even niet zoveel toe. Als je teveel zegt, zeg je juist te weinig. Maar ik hield van die man en bleef altijd van hem houden en zelden werkte genegenheid, affectie, voor mij zo bevrijdend.Toen ik zo’n beetje 40 jaar oud geworden was, begreep ik dat er bij M ook iets gebeurde, de leerling hief zijn eenzaamheid op. Maar wat is hij met dat gegeven altijd ongelofelijk integer omgegaan. De gesprekken duurden altijd 1 uur en ‘ dan schopte hij mij eruit’ . Hij verafschuwde bindingen, hij beminde het verbond. En hij was een grote meester in alles wat hij niet zei.

Weet je wat, lieve lezer, nou schop ik jou eruit. Ik houd ermee op. Ik heb er genoeg van. Tot de volgende keer, zal ik maar zeggen.

Graag nog een toegift, om u te danken voor uw aandacht. In en na 1963 las ik ‘Op weg naar het einde’ en ‘Nader tot u’ van Gerard Reve. Ik was geloof ik niet homofiel, nou ja je kunt niet alles zijn zal ik maar zeggen. Wanhopig en depressief was ik op gezette of andere tijden. En nooit heeft iemand zo mooi en duidelijk beschreven wat dat is als Reve. Vervelend naar anderen toe, onredelijk en onvergefelijk, maar als het hierover ging: een kantoorklerk nam een dag vrij om het boek uit te lezen, een huisvrouw moest huilen en begreep wat er stond. Eigenlijk was Reve de Heine van Holland, maar bij ons komt toch ook alles in de nadagen?
Beter laat dan nooit.

Bernard Prakke