De pianist

logo-idW-oud

 

DE PIANIST

Er zijn mensen die in mijn leven een zo grote indruk maakten, dat ik hen in hun verdere levensloop bleef volgen. Eén daarvan is Roman Polanski. Diepe indruk maakten zijn zwarte komedie The Fearless Vampire Killers (1967) en zijn even zwarte thriller Rosemary´s Baby (1968). In 1969 volgde de moord op Sharon Tate, met wie Polanski getrouwd was. Ik hoefde dan ook niet lang na te denken over welke film ik in dit nummer zou schrijven. Over de in 2002 door Polanski gemaakte film The Pianist. Ik was er niet aan toegekomen deze eerder te zien.

Er was nog een reden waarom ik juist deze film wilde zien. In de afgelopen maanden las ik met een groepje de roman van Jurek Becker Jakob der Lügner. Zelden een boek gelezen dat mij zo imponeerde. Becker schrijft over de jood Jacob in een ghetto. Tegen zijn wil wordt hij een centrale figuur in de ghetto gemeenschap. Aan zijn verzonnen verhalen over een naderende bevrijding klampen zijn medebewoners zich vast. Zo brengt hij hoop in de wanhoop. Uiteindelijk wordt ook hij afgevoerd. Op uiterst indringende wijze beschrijft Becker het leven in het ghetto.

De film van Polanski speelt zich af in Warschau ten tijde van de WOII. De hoofdrolspeler is de jood Wladyslaw Szpilmann, de pianist naar wie de film genoemd is, op basis van het boek dat hij zelf over deze periode schreef.

Polanski is geboren in Parijs als kind van Joods-Poolse ouders. In 1938 keren zijn ouders terug naar Polen. Daar komen zij uiteindelijk terecht in het ghetto van Krakow. In 1943 ontsnapt Polanski uit het ghetto. Na de oorlog blijkt zijn moeder in Auschwitz vermoord te zijn. Zijn vader leeft nog, maar wil met zijn zoon niets meer te maken hebben. Hij verwijt hem zijn vlucht uit het ghetto, waarmee hij zijn familie in de steek liet. (bron Wikipedia)

Om deze redenen was ik uiterst benieuwd hoe Polanski de sfeer en het leven in een ghetto in beeld zou brengen. Welnu, dat doet hij op indrukwekkende wijze. Hij brengt de gewelddadige willekeur van de Duitse machthebbers in beeld en de angst van de Joden is voelbaar. De vernederingen, die zij moeten ondergaan, worden getoond. Ook het verzet, dat geboden wordt, krijgt in de film een voorname plaats.

We kijken er naar door de ogen van de Pianist. Hij neemt waar zonder zelf actief aan het verzet mee te doen. Vanaf het begin is hij de man die in de wisselende omstandigheden probeert te overleven. Geen heroïsche rol, maar een in feite eenzaam, kwetsbaar mens dat in bizarre omstandigheden, zich voortdurend aanpast. Indrukwekkend.

Polanski filmt het invoelend. Sommigen hebben over deze film gezegd dat deze film een metafoor van het leven van Polanski zelf is, met alle tragedies die hem overkwamen. Het overkwam hem, maar ook hij moest doorleven, ook al verlies je daarbij je eigen menselijkheid.

In de film is ook Polanski zwarte humor te herkennen. Als Szpilmann uiteindelijk in de ruines van Warschau de Russen hoort, komt hij uit zijn hol te voorschijn. Tot zijn verbijstering schieten zij op hem. Hij begrijpt niet waarom en wat kan de pianist dan anders roepen dan ´don´t shoot´?

De reden waarom de Russen op hem schoten was dat hij in een legerjas van een Duitse officier naar buiten kwam. Deze jas had hij gekregen van de Duitse officier Wilm Hosenfeld, die hem in zijn onderduikhol ontdekt had. In het ´gesprek´ dat dan ontstaat, vertelt Szpilmann dat hij pianist is. Midden in de ruines speelt hij dan voor de officier, die er door geraakt wordt. Hij verraadt hem niet, maar helpt hem in de chaos te overleven.

Mooie scènes zijn dat, maar toch. Een vraag bleef mij bezig houden. Tot op dat moment worden in de film de Duitsers neergezet als willekeurig dodende, cynische karakters. Dan opeens deze officier. Toonbeeld van beschaving in de barbarij. Er is geen enkele aanwijzing waarom hij afwijkt van het beeld dat in de film neergezet is. Doet hij het uit eigen belang? Het eind van de oorlog is nabij? Is het omdat hij een beschaafde Duitser is, maar hoe heeft hij het dan al die jaren uitgehouden in die gewetenloze moordmachine? Is het echt alleen maar de muziek van Szpilmann die hem tot deze daad van naastenliefde aanzet?

Het eind van de film laat Szpilmann ziet als succesvol pianist in een volle concertzaal, toegejuicht door het publiek. In de oorlog, maar ook daarna is het zijn kunst die hem doet overleven. Wat voor hem goldt, geldt ook voor Polanski.

In de aanhef noemde ik ook het boek van Jurek Becker. Slaagt Polanski er nu in met zijn filmische mogelijkheden de beklemming van het ghetto zichtbaar te maken? Dat is zeker het geval. Toch moet ik bekennen dat in dat opzicht het boek meer indruk op mij maakte. Dat is in ons beeldtijdperk met film en dvd´s een verrassende ontdekking van de kracht van het woord.

At Polhuis