Commentaar (Uruzgan)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (Uruzgan)

Half oktober richtte de Raad van Kerken zich per brief tot minister Van Middelkoop. Onderwerp van de brief is de rol van Nederland in Afghanistan. Ik ben daar blij om. Het spreken van de kerk in zaken van oorlog en vrede heeft vaak tot veel discussie in de kerk geleid. Des te opvallender is het stilzwijgen nu Nederland actief in een oorlog betrokken is. Ik betrap mij er zelf ook op. Het onderwerp komt zelden in preken ter sprake. Stukken in de krant over Uruzgan sla ik dikwijls over.

In de brief van de Raad worden verstandige dingen gezegd. Aandacht wordt gevraagd voor mensenrechten, goed bestuur, ontwikkeling en veiligheid. De Nederlandse bijdrage moet door de inzet daarvoor gekenmerkt worden. Verder wordt opgeroepen onderhandelingen met gematigde Taliban niet uit te sluiten. Optreden dat zo gekenmerkt wordt, draagt bij aan verzoening in het land dat al zo lang door conflicten verscheurd wordt. Van Middelkoop zal blij zijn met deze brief. Het is een ondersteuning voor zijn beleid. De hoop die de Raad uitspreekt, dat deze punten bij de overwegingen van het kabinet een rol zullen spelen, zal niet beschaamd worden.

Een verstandige brief dus, maar toch blijf ik na lezing een onbevredigd gevoel houden. Is dit nu alles dat vanuit de kerken gezegd kan worden. Wat is het meer dan het onder woorden brengen wat ieder weldenkende Nederlander denkt of voelt? In de aanhef van de brief wordt netjes aangegeven dat de kerk spreekt vanuit haar geloof in het Evangelie van Jezus Christus. Precies daar gaat het om. Is dit nu alles wat op dit moment in deze situatie vanuit het geloof gezegd kan en moet worden? Is de overheid met dit spreken van de kerk nu echt geholpen?

Anders wordt het als de kerk de kern waar het nu omgaat als uitgangspunt van haar brief genomen had. Dat is de vraag of het mandaat van de Nederlandse militaire aanwezigheid verlengd moet worden. Bij de beslissing daarover had een helder spreken van de kerk het kabinet kunnen helpen. Op die vraag gaat de brief niet in. Dat vind ik een gemiste kans. In de brief wordt uitgegaan van ons verblijf en dus onze deelname aan de oorlog. Precies dat had in het licht van het evangelie bezien moeten worden.

Een heldere brief van de kerken had mij bij mijn eigen standpuntbepaling kunnen helpen, kunnen prikkelen. Zijn we in Afghanistan werkelijk met de bestrijding van terrorisme en de bevordering van mensenrechten bezig of zijn we verzeild geraakt in een al eeuwenlang durend stammenconflict? Overvraag ik de kerken? In de brief geeft de kerk aan beperkte kennis te hebben van Afghanistan. Dat klinkt bescheiden en zo is het ook bedoeld, maar ik vind dat een excuus dat niet past. Deze oorlog in Afghanistan is toch niet een paar dagen aan de gang? Wat hebben de kerken de afgelopen maanden gedaan om kennis te verwerven? Zijn er dan geen deskundigen meer binnen en buiten de kerken? Hoe komt het dat het denken over deze oorlog in de kerken niet op gang komt?

Het lijkt mij dat de Raad van Kerken op zo kort mogelijke termijn een beraadgroep Afghanistan bij elkaar dient te roepen, die zich met de kernvraag bezig gaat houden. Op grond van kennis mag dan een heldere keuze niet uit de weg gegaan worden. Misschien dat dan het gesprek met de overheid minder vriendelijk wordt, maar wel zakelijker.

AP