Perebroska

logoIdW

Boy meets tractor – dat is het gangbare predikaat voor de Sovjet-letteren. De enige echt gewaardeerde literatuur uit de USSR vormden decennialang de clandestiene, dikwijls handgekopieerde en naar het Westen gesmokkelde werken waaraan de namen verbonden zijn van o.a. Boelgakov, Platonov, Pasternak en Solzjenitsyn. Was er, tussen alle documenten waarvoor het ‘nihil obstat’ van de Glavlit gold en tussen de schrijvers die bereid waren om mee te buigen met de opeenvolgende grillen van de verschillende partijleiders, dan geen lezenswaardig boek of spraakmakende auteur te vinden die het verdient om aan de vergetelheid te worden ontrukt?

Paustovski

Oud NRC-correspondent Frank Westerman, die samen met fotograaf Oleg Klimov jarenlang bureau Moskou vormde, werd juist gefascineerd door de hele en halve meelopers, de bekeerlingen, de afvalligen en de twijfelaars onder de schrijvers uit de sovjetperiode.

In zijn boek Ingenieurs van de ziel portretteert Westerman temidden van anderen er één die door behoedzaam te manoeuvreren zelf altijd buiten schot wist te blijven: Konstantin Georgijevitsj Paustovski. Deze meesterchroniqueur van de Russische revolutie stond in 1965 zelfs op de nominatie voor de Nobelprijs voor de Literatuur, maar waar eerder Pasternak en later Solsjenitsyn de Nobelprijs kregen, ontving onder druk van de Sovjet-Unie in 1965 niet Paustovski, maar in zijn plaats de meer loyale Michail Sjolochov deze waardigheid.

Paustovski, die lange tijd als schrijver naar eigen zeggen slechts ‘kromme spijkers’ produceerde, beleefde de beide revoluties van 1917 intens. In zijn memoires schrijft hij: ‘Persoonlijk begroette ik de Februarirevolutie met jongensachtig enthousiasme, terwijl ik toch al vijfentwintig was’. Hij is verheugd dat het autoritaire bewind ‘uiteenrafelde als een beschimmeld stuk linnen’ en dat Rusland ‘in een paar maanden tijd alles uitspreekt wat het eeuwenlang had verzwegen’. Over het vervolg is hij echter ingetoger. Uit enkele brieven en artikelen uit die periode spreekt onverholen scepsis: hoe dacht dit grofgebekte zootje, met hun baniergewapper en wapenvertoon, een imperium te kunnen besturen? ‘De beschaving gaat eraan’, waarschuwt hij enkele weken voor de Oktoberrevolutie. Maar als sovjet-schrijver in latere overpeinzingen heet het: ‘We kwamen zielskracht en tijd tekort om behoorlijk wijs te kunnen worden uit de bliksemsnelle vlucht die de geschiedenis nam’….

Geo-optimisten

Als Westerman, zelf opgeleid als landbouwkundig ingenieur in Wageningen, iets duidelijk maakt in genoemd boek dat het midden houdt tussen een literatuurgeschiedenis en een reportage, dan is het wel de niet te overschatten rol van de ingenieurs in het tijdvak van de Sovjet-Unie. Hoewel de these van Karl Wittfogel – irrigatiestelsels brengen dictatoriale systemen voort – de irrigatiestudent Westerman aanvankelijk meer stoorde dan bekoorde, bij zijn onderzoek naar Paustovski en de (literatuur)geschiedenis van de Sovjet-Unie raakt hij meer en meer van het waarheidsgehalte van Wittfogels these overtuigd. Hoe kolossaler de waterwerken die een staatsmacht ter hand neemt, des te despotischer haar heersers. Verschillende voorbeelden van wat in het russisch de ‘perebroska’ – de herverdeling van sovjet-watervoorraden – is gaan heten, passeren de revue: het Belemor of Stalin kanaal, het Moskou-Wolgakanaal, de sluizen van Jepifan, de baai van Kara Bogasz. Nog in 1955 gelastte het Centraal Comité het treffen van de voorbereiding voor de omkering van vijf rivieren! Het ministerie van Waterhuishouding was ten tijde van de Sovjet-Unie opgezwollen tot een moloch van meer dan een miljoen ambtenaren, verdeeld over vijftien deelrepublieken, het was op defensie na het invloedrijkste departement met een eigen classificatiesysteem voor gevoelige documenten dat elk dienstenrooster en elke kwitantie op zijn minst het stempel ‘geheim’ toebedeelde. En als vanzelf ontstond er ook een honger naar wapenfeiten, ieder vijfjarenplan weer, naar waterwerken die de verbeelding tarten, werken ‘monumentaler dan Egyptische piramiden’, de zogenaamde gigantomanie. Alleen, waar Stalin kon rekenen op een onuitputtelijke voorraad dwangarbeid – gaandeweg ontmaskert Westerman de socialistische semantiek waarin de slaaf arbeider heet, de heer kameraad, de ‘vrijwilliger’ staat voor de honderdduizenden Goelagveroordeelden, Duitse krijgsgevangenen en andere staatsvijandige sujetten – wordt de perebroska onuitvoerbaar wanneer er geen nieuwe arbeidsreservoirs kunnen worden aangeboord. Er is wel gedacht aan de inzet van het Rode Leger, aan de instelling van een aparte ‘dienstplicht van civiele werken’ of een anti-alcoholcampagne waarbij ’s lands dronkaards tot ‘een arbeidskuur van maximaal drie jaar kanaalbouw’ konden worden veroordeeld, maar van een dergelijke arbeidsmobilisatie is het niet gekomen. Voor één ding was dit geo-optimisme in ieder geval goed: het leidde tot een hoge vlucht van de techniek (boy meets tractor), de wiskunde voorop. In de onderlinge strijd lijken de fiziki het van de liriki te hebben gewonnen.

Kara Bogaz

Als schrijver onder het Sovjet-gesternte schikte Paustovski (1892-1968) zich naar de eis van de tijd. Het duidelijkst is dat misschien wel te zien aan het boek dat zijn doorbraak werd, maar zelf ook een toonbeeld is van aanpassingskunst: De baai van Kara Bogaz. Paustovski was door die plek in het grensgebied van het huidige Turkmenistan en Kazachstan gefascineerd omdat zijn vader had verteld hoe de verwoestijning om zich heen greep en Paustovski bang was dat dat ook met de aarde zou gebeuren. Hoewel zelf enorme natuurliefhebber – Westerman typeert hem als ‘botanicus in de woestijn’ – verloochent Paustovski zichzelf door juist over de verovering van de mens op de natuur te schrijven. Paustovski, die de baai uiteindelijk zelf nooit heeft bezocht, maakt van Kara Bogaz een geslaagd voorbeeld van een socialistisch bouwproject waarin hij meevoelt met de ingenieurs, de fiziki en hun te bouwen chemiefabrieken. Al blijkt het werkelijke verhaal achter Kara Bogaz – dat is feitelijk de zoektocht van Westermans boek – een heel andere. Op allerlei terreinen bleek Paustovski bereid concessies te doen, op één punt echter niet: het domein van de Russische taal. Paustovski gruwde van de bespottelijke afkortingen die door toedoen van de ambtenaren binnen een paar jaar in de Sovjet-Unie ‘de omvang van een ramp’ aannam: ProletKoelt (voor Proletarische cultuur) of AgitProp (voor agitatie-propaganda) of GlavLit (voor Glavnoje Oepravleneije po delam Literatoeroe). Ze transformeerden de Russische taal in gutturaal gestotter.

Kruis of ster

Ik eindig mijn bijdrage met een blik op het graf van Paustovski. En passant klinkt er ook iets door van het huidige Rusland. Met woorden van Westerman (293):

‘Zoals alle Russiche graven waren ook deze versierd met gietijzeren hekjes, plastic bloemen en gepolijst marmar met soms een gravure van de overledene. De stenen bleken afwisselend getooid met een orthodox kruis of een rode ster. Vlakbij lag een zwerfkei in een perkje van afrikaantjes: het graf van Konstantin Georgijevitsj Paustovski – schrijver. In de aarde een manshoog kruis. “Was hij gelovig?” “Nee”, zei (zijn schoonzoon) Volodja. “Waarom dan een kruis op zijn graf?” “Dat houdt de vandalen op afstand”. Het plaatsje Taroesa – gelegen net buiten de honderd kilometer zône van Moskou waartoe criminelen vaak werden veroordeeld volgens de sovjet-strafwet, PAV – bleek behalve dronkaards en roofovervallers ook een bende grafschenders te herbergen. ’s Nachts komen zij bijeen om de bloemperkjes te vertrappen en de gietijzeren krullen van de hekjes te slopen”. De praktijk wees uit dat de grafschenders van Taroesa terugschrokken voor orthodoxe kruizen. Voor dode communisten toonden zij vrees noch ontzag.’

Peter Verbaan

N.a.v. Frank Westerman, Ingenieurs van de ziel, Amsterdam (2002/2014)