Over de predikantendag

– opgetekend na dwangopname

logoIdW

 

Ik heb Miskotte gezien. Op de nationale predikantendag. En Van Ruler en Noordmans. Dat meen ik serieus. Miskotte zag ik die grote kanseltrap opgaan, en op de kansel keek hij rond, leek zijn keel te schrapen, en toen daalde hij weer af. Steeds weer. Noordmans zat als een sfinx op de achterste rij. En Van Ruler liep voortdurend heen en weer, alsof hij op zoek was naar de ingang of de uitgang.

Natuurlijk, ze zitten in mijn hoofd. Dat weet ik ook wel. En ik twijfel overal aan. Maar ik heb ze echt gezien. Opeens waren ze daar.

Nou ja, je weet hoe ik naar zo’n PKN-dag ga. ‘Gemengde gevoelens’ is zacht uitgedrukt. Ik heb niets met die landelijke kerk, die hele missionaire PKN-branding. Dat vrolijke positivisme. Ik maak het niet mee. Je ziet het overal trouwens. Het is crisis – en iedereen lacht. Iedereen erkent: de situatie is ernstig, de berichten zijn helder, maar niemand neemt het ernstig op…

Maar goed, aan de andere kant hoop ik alles van die landelijke kerk. Herkenning, verbondenheid. Waardering, gemeenschap. Steun. Daar zoek ik naar. Daarom ga ik. En ik probeer dat bij elkaar te houden, hè. Die spanning daartussen. Die kerk… Ik probeer het te begrijpen.

En het ging goed en het was ook goed. Bemoedigend. Mooie liturgie. Bemoedigende missionaire verhalen. Al gaat het wel alle kanten op. Van evangelical gelovig tot meedoen met dorpsfolklore. En ik ga dan denken, hè. Ik probeer dat bij elkaar te houden, te verbinden. Dit is één kerk. Heel verschillend. Maar één. Extreem verschillend als je mij vraagt. Toch één. Ik denk: dit is de crisis. Maar tegelijkertijd komt er twijfel. Ik voel een lach opkomen. Uit het niets. Zo van ‘waarom ook niet’. Opeens lach ook ik bijna die lach-in-de-crisis. Lach je eruit. Ik herken het ineens. Een vreemde herkenning.

Dat Hans van Ark opeens zo’n priesterboordje omhad, dat had ik natuurlijk moeten zien aankomen. Net nog: gewoon hemd-met-das. En hup! Alsof het niets is. Gaat dat zomaar? Natuurlijk! Het is ook maar een boordje. Ik dacht nog: moet daar niets achter zitten, iets van een ambtstheologie of zo? Maar goed, het was slikken, maar ik hield het nog net.

En bij Alister McGrath ging het niet meer. Zoveel encouragement! Maar ook alleen dat. Even dacht ik: het is het muzikaal intermezzo. Want wat klonk dat Engels mooi! Verder was het niet meer dan: ‘We beleven een overgangsperiode, maar dat heeft de kerk vaker meegemaakt. Denk aan Augustinus! Als predikant moet je met een nieuwe theologie gewoon in jouw context het evangelie vertalen in taal van deze tijd … God helpt je wel’.

Peptalk. Tsjakka! Maar het werkte! Iedereen was bemoedigd! Dat was het moment. Ik hield het niet meer. Wat is die nieuwe theologie? Zeg het mij! Post-christendom, secularisatie: heeft de kerk dat eerder meegemaakt? Augustinus, ja mooi! Maar waar is de kerk in Hippo nu? Waar is de kerk in Syrië? Hier red ik het niet mee. Zeg me dat er iets achter zit!

En toen zag ik ze. Ik zag Miskotte die kanseltrap opgaan, bovenop keek hij rond, schraapte zijn keel, en hij daalde weer af. Noordmans zat als een sfinx op de achterste rij. Van Ruler liep voortdurend heen en weer, op zoek naar de ingang. Of de uitgang.

En ik dacht: Misschien is dit het gewoon. Misschien hoeft er niets achter te zitten. Dat is het nieuwe, de nieuwe theologie. We hebben geen ambtstheologie. Maar draag nou gewoon zo’n boordje. Dan ben je zichtbaar en herkenbaar. Als predikant. Dat doet iets met je. Ambtstheologie komt wel. Of niet, en dan maar niet. En: ga gewoon pionieren, maakt niet uit wat. Of dat nou heel evangelisch is of met Sint-Maarten een dienst met echte paarden, en bij kerst een levende kerststal …

Misschien moet het zo. Misschien is dit het.

Ik werd duizelig, dat weet ik nog. Ik dacht: dat zijn sprongen! Dan is het niets voor mij. Ik geloof niet dat ik zoveel geloven kan.

Daarna weet ik het niet meer.

En toen werd ik hier wakker.

Coen Constandse