Spelen met vuur

logo-idW-oud

 

SPELEN MET VUUR

Van de oude Romeinse god Janus wordt verteld dat hij twee gezichten had. Niet alleen deze god, maar ook religies hebben een januskop: zij kunnen zich immers uiten in grootse daden van liefde en inzet voor de medemens en in de meest verschrikkelijke daden van geweld en onderdrukking en alles wat er tussen ligt. Moeder Teresia en terroristen maken beiden deel uit van de geschiedenis van het christendom.

De vraag is dan natuurlijk waar deze januskop vandaan komt. Daar zijn sociologische en sociaal-psychologische factoren voor aan te wijzen: religie kan in dienst genomen van de meest uiteenlopende belangen en deze legitimeren en versterken, want één van de kenmerken van religie is dat zij motieven krachtiger maakt en mensen aanvuurt tot meer dan het gewone. Dit geldt op individueel en collectief niveau. Religie speelt een rol in de identiteitsbepaling. Als dit op een wijze gebeurt die anderen uitsluit, krijgt religie gewelddadige trekken. Een voorbeeld is de verbinding tussen religie en fervent nationalisme. Religie wordt al dan niet bewust of onbewust misbruikt. De ‘schuld’ ligt in dit geval niet bij de religie, maar bij degenen die haar gebruiken.

Een volgende factor is dat elk denken dat een claim op absoluutheid legt daardoor een geweldspotentieel in zich draagt. Die claim kan namelijk fanatisme bevorderen en de wil versterken om de absolute waarheid aan anderen, desnoods gewelddadig, op te leggen. Dit is een potentieel dat onder specifieke omstandigheden zich kan verwerkelijken. Dat is dus geen noodzakelijkheid. Men hoede zich er dus voor om dit algemene inzicht op zich tot een algemeen empirisch gegeven te verklaren. Men zal goed moeten bezien of die omstandigheden en die feitelijkheid zich voordoet. Echter juist omdat dit potentieel er is, is het nodig om zich er goed van bewust te zijn om ontsporing in die richting tegen te gaan. Ik denk dat wil men theologisch nadenken over religie en geweld een ‘nuchtere’ analyse onderdeel moet zijn van de reflectie.

Nog een stap verder: bevat het christelijk geloof in zich elementen die geweld stimuleren of legitimeren en kan men zich daarbij terecht op de bijbel beroepen? Binnen de christelijke traditie vinden we schetsmatig neergezet drie ethische benaderingen, namelijk de leer van de heilige oorlog (een oorlog die met een religieus doel gevoerd wordt, zoals de kruistochten), de leer van de rechtvaardige oorlog en het christen-pacifisme. De leer van de rechtvaardige oorlog is tot op vandaag aan de dag de overheersende ethische benadering. Het is goed om te onderkennen dat deze niet bedoeld was en is om de oorlog te stimuleren, maar integendeel juist om deze in te dammen door hem aan zeer stringente criteria te binden, zoals evenredigheid tussen doel en middel, goede intentie, wettige overheid enzovoort. Augustinus en anderen na hem zagen de tegenstrijdigheid tussen de christelijke liefde en het geweld en daarom waren oorlog en geweld juist een probleem voor hen, ook en zelfs als deze voor een goed doel gebruikt werden. Er bleef ook dan een ongelukkig bewustzijn.

Het christen-pacifisme was de hoofdstroming in het vroege christendom en vindt in de flanken van het christendom in de vredeskerken als de Quakers, doopsgezinden en als stroming binnen de gevestigde kerken zijn bedding. In Nederland is Kerk en Vrede de organisatie van het christen-pacifisme en als zodanig de oudste nog bestaande vredesbeweging (opgericht in 1924). De discussie tussen de christen-pacifisten en de aanhangers van de leer van de rechtvaardige oorlog ging over de vraag of in zo ja, onder welke omstandigheden het gebruik van geweld geoorloofd was. Wat als er sprake was van een tiran? Wat als een volk bedreigd werd door een onderdrukkende macht? Er is dus geen sprake van dat in deze discussie op zich het gebruik van geweld gestimuleerd werd. Wel is het natuurlijk zo dat waar in een specifiek concreet geval geweld geoorloofd wordt geacht daarvan een legitimatie vanuit gaat die al snel een eigen leven gaat leiden en dat de barrières om het gebruik daarvan in te perken al spoedig poreus worden, zo niet wegvallen. De Tweede Wereldoorlog met zijn bombardementen op burgerbevolking (in strijd met de criteria van de rechtvaardige oorlog) geeft daarvan voorbeelden. Het gebruik van geweld blijft daarom ook voor hen die dit in uiterste gevallen geoorloofd achten uiterst precair: het is, om het eufemistisch uit te drukken, spelen met vuur.

Zij die het christen-pacifisme voorstaan, moeten zich verhouden met de volgende kwestie. De bijbel kent vele passages waarin geweld voorkomt en het gebruik daarvan door God wordt goedgekeurd of waarin deze er zelfs opdracht voor geeft. Zo is uitgezocht dat er in het Oude Testament 600 moorden en volkerenmoorden voorkomen, dat op 1000 plaatsen gesproken wordt over de toorn van God die mensen en volkeren met de dood straft of daarmee dreigt en in ruim 100 gevallen vinden we een bevel van God om mensen te doden. G.J. Heering, oprichter van Kerk en Vrede en jarenlang voorzitter, de theoloog van het christen-pacifisme in de eerste helft van de twintigste eeuw, gaat in zijn invloedrijke boek De zondeval van het christendom (1928) uitdrukkelijk op deze kwestie in. Hij erkent ten volle dat in het Oude Testament het gebruik van geweld met God verbonden wordt. Dat heeft ertoe bijgedragen dat kerken eeuwenlang zo onkritisch tegenover de oorlog hebben gestaan. In zijn Schriftbeschouwing ziet hij echter de Schrift niet als een statische eenheid, maar als een organische eenheid waarin een voortgaande en steeds vollere openbaring van Gods wezen te vinden is, die haar hoogte- en rustpunt in Jezus Christus vindt. Al in het Oude Testament vinden we, aldus Heering, overigens al een profetische lijn die de geweldsgedachten bekritiseert. In latere beschouwingen van christen-pacifistische zijde is sterker de nadruk gelegd op de contextualiteit en dus de specifieke omstandigheden waarin de verhalen over geweld zijn ontstaan, bijvoorbeeld van een onderdrukt klein volk dat zich moest handhaven tegenover de militair superieure stedelijke heersers. Als men de geweldsteksten los maakt van de context en er algemene regels van maakt, verworden ze tot een theologische rechtvaardiging van het gebruik van geweld in heel andere omstandigheden en ontstaat er het explosieve mengsel van geweld en religie.

Zonder tot een afgeronde leer ten aanzien van vragen van oorlog en geweld te kunnen komen en tot pasklare antwoorden ligt mijns inziens de sleutel voor een adequate vredesethiek in de combinatie van contextueel bijbellezen en de boodschap van liefde die we in Oude en Nieuwe Testament vinden. Deze maken dat we het gebruik van geweld nooit als vanzelfsprekend mogen zien en dat we werken aan het tegengaan van de oorzaken daarvan (scheppen van rechtvaardige sociale verhoudingen, het opzetten van dialoog tussen groepen die vijandig tegenover elkaar staan) en aan de ontwikkeling van alternatieven in de vorm van de bevordering van internationaal recht en geweldloze strijdmethoden.

Concluderend, er is naar mijn mening alle reden kritisch te kijken naar de impulsen die vanuit religies, inclusief het christelijk geloof, uitgaan naar het gebruik van geweld en de legitimering daarvan. Deze hebben te maken met de omgang met de claim van absoluutheid van religies en met sociologische en sociaal-psychologische factoren waarbij bijbelse verhalen bewust of onbewust ‘gebruikt’ worden. Deze tendens wordt versterkt als bij een bepaalde wijze van lezen van de bijbel de geweldsteksten uit hun context worden gelicht en die welke getuigen van Gods liefde als grondslag voor liefde tussen mensen onvoldoende recht worden gedaan. In deze zin blijft religiekritiek onmisbaar en moet de ontplooing van het geweldspotentieel door misbruik van religie tegengegaan worden. Ook van deze religiekritiek moet echter gezegd worden dat deze contextueel toegepast moet worden. Juist door in algemene termen een verband te poneren tussen religie en geweld bevordert men stereotypen. Ze is te weinig precies. Nog los van de inhoudelijke onjuistheid en onnauwkeurigheden moet gesteld worden dat veel hedendaagse spraakmakende religiekritiek zich daaraan schuldig maakt en daarmee bijdraagt aan versterking van haat en het opzetten van bevolkingsgroepen tegenover elkaar. In naam van bestrijding van geweld wordt dit bevorderd.

Herman Noordegraaf