Aurel von Jüchen (1902-1991)

logo-idW-oud

 

AUREL VON JÜCHEN (1902-1991)

Wat men ook over zijn ideeën zeggen kan, de boeken van Alexander Solzenitzyn over de Goelagarchipel blijven literaire meesterwerken die de nauwelijks in woorden te vatten onmenselijkheden van het stalinisme aan de kaak hebben gesteld. Het zal weinigen bekend zijn dat in 1958 een boek verscheen dat niet de literaire kwaliteiten van Solzenitsyns werk had, maar in zijn analyse en aanklacht daarmee gelijkenis vertoonde. Ik doel op het werk van de Duitse predikant Aurel von Jüchen, die van 1950 tot 1955 in het in de poolcirkel gelegen werkkamp Workuta dwangarbeid moest verrichten: Was die Hunde heulen. Die sowjetische Wirklichkeit von unten betrachtet. Het beleefde vijf drukken. In 1960 verscheen er als Prismapocket een Nederlandse vertaling van onder de titel De werkelijkheid in Sowjet-Rusland.

Aurel von Jüchen was een vooraanstaand religieus-socialist die de onderdrukkende machten van het totalitarisme, zo kenmerkend voor de twintigste eeuw, aan den lijve heeft ondervonden. De historicus van het Duitse religieus-socialisme Ulrich Peter publiceerde in 2006 een grondige biografie van hem: Aurel von Jüchen (1902-1991). Ein Pfarrerleben im Jahrhundert der Diktaturen, waaraan ik de volgende gegevens ontleen.

Aurel von Jüchen werd op 20 mei 1902 in het Westfaalse Gelsenkirchen geboren als telg uit een koopmansfamilie. Hij studeerde in de jaren twintig theologie in achtereenvolgens Münster, Tübingen en Jena. Omdat door de inflatie het vermogen van zijn vader verloren ging, moest Von Jüchen als werkstudent in de mijnbouw en gieterijen zelf voor de financiering van zijn studie zorgdragen. Het betekende een kennismaking met het arbeidersmilieu en sterk socialistisch geschoolde en klassenbewuste arbeiders. Dat leidde ertoe dat hij, terwijl het overgrote deel van de studenten theologie nationaal-conservatief dacht, met het socialisme ging sympathiseren. De invloed van Emil Fuchs, predikant in Eisenach (later één van de belangrijkste theologen in de DDR), die hij op het seminarie leerde kennen, gaf de doorslag. In 1929 werd Von Jüchen lid van de Bund der religiösen Sozialisten Deutschlands (BRSD) nadat hij kort daarvoor zijn intrede had gedaan als predikant in het Thüringse Möhrenbach dat een arbeidersbevolking had en een religieus-socialistische organisatie. Stichter daarvan was zijn voorganger Arthur Rackwitz, één van de belangrijkste religieus-socialisten in Duitsland van de jaren twintig tot in de jaren vijftig.

De BRSD was midden jaren twintig ontstaan uit lokale en regionale groepen van religieus-socialisten. De Bond werkte naar twee kanten: binnen de kerk was hij een hervormingsbeweging, omdat hij de kerk zo wilde veranderen dat socialistische arbeiders zich er thuis zouden kunnen voelen. Binnen de Sozialistische Partei Deutschland (SPD) wilde hij de anti-godsdienstigheid doorbreken en de partij aantrekkelijk maken voor christelijke en joodse gelovigen. De BRSD vormde een kleine groep: van de 16000 predikanten in de Weimarrepubliek was 1,25% lid. Meer dan 80% van de predikanten was nationaal-conservatief en heeft mede daardoor bijgedragen aan de ondergang van de Weimarrepubliek. Predikanten die lid waren van de BRSD konden moeilijk een gemeente vinden en kregen conflicten in hun gemeenten. De verhoudingen verscherpten zich nog meer met de opkomst van het nationaal-socialisme. Geen kerkelijke organisatie heeft zo vroeg en zo intensief het opkomend fascisme en nationaal-socialisme bestreden als de BRSD.

Von Jüchen hield honderden redevoeringen voor de SPD en de BRSD, kwam actief op tegen het nationaal-socialisme (in Thüringen nam de NSDAP als eerste deel aan de regering), werd de fascismedeskundige van de BRSD en was lid van het landelijk bestuur. Wegens het doen aan politiek kreeg hij al snel een disciplinaire berisping (alsof zijn conservatieve collega’s dat niet deden) en uiteindelijk werd hij in 1932 – dertig jaar oud! – al vervroegd gepensioneerd, hetgeen hem door de grote inkomensachteruitgang in financiële problemen bracht. Het was nauwelijks meer mogelijk om een beroep te krijgen: in de jaren 1933/34 solliciteerde hij meer dan zestig keer tevergeefs. Gecombineerd met het aan de macht komen van Hitler en de totale eliminatie van de BRSD bracht dat zijn leven in een impasse en was hij onderhevig aan vertwijfeling en depressies. Uiteindelijk lukte het om in 1935 een predikantschap in Mecklenburg te verwerven, waar een groot tekort aan predikanten was, eerst in het dorpje Gehren en vanaf 1937 in Rossow. Von Jüchen stond bekend als een op zich goede predikant. Hij leek nu het religieus-socialisme achter zich gelaten te hebben en binnen de gegeven realiteit te willen werken.

Hij sloot zich zelfs aan bij de Bund national-sozialistischer Pastoren in Mecklenburg, die niet zover ging als de Deutsche Christen, maar toch het ‘nieuwe Duitsland’ als uitgangspunt nam. Von Jüchen is nauwelijks actief geweest in deze Bund, maar zijn lidmaatschap blijft een zwarte bladzijde in zijn leven die hij later steeds ontkend heeft en, volgens Ulrich Peter, volledig verdrongen leek te hebben (op de achterzijde van De werkelijkheid in Sowjet-Rusland staat in de biografische notities dat hij zich na de grondvesting van het Derde Rijk bij de Bekennende Kirche aansloot). Hij bedankte in 1937 als lid toen de strijd tussen de Bekennende Kirche in Mecklenburg en de Deutsche Christen om een besliste keuze vroegen: Von Jüchen sloot zich aan bij de Bekennende Kirche. Hij hernam zich en werd een van de meest geprofileerde predikanten van de Bekennende Kirche in Mecklenburg. Vanaf 1938 nam hij krachtig en in het openbaar stelling tegen de Deutsche Christen en de jodenvervolging. In november 1938 toen de synagogen brandden (Kristallnacht), verhinderde hij in Rossow het neerbranden van een huis dat in joods bezit was, hetgeen een regelrechte confrontatie met de nazi’s tot gevolg had. Zijn positie werd onhoudbaar: om aan arrestatie door de Gestapo en het concentratiekamp te ontkomen, werd hij in 1940 als soldaat in de Wehrmacht opgenomen en als zodanig gelegerd in België en Frankrijk tot hij aan het eind van de oorlog deserteerde.

Na de oorlog vanaf 1946 in Schwerin werkzaam, steunde hij het streven in de Sowjetzone naar een ‘Duitse weg naar het socialisme’. Lid geworden van de nieuw opgerichte SPD zette hij zich in voor samenwerking tussen socialisten en communisten. De Sowjets en de Oostduitse communisten leken hun felle atheïsme afgezworen te hebben, kerken als organisaties te erkennen, de kerkelijke jeugdbeweging zelfstandig te laten functioneren en een pluriform socialisme voor te staan. In 1946 gingen SPD en communisten op in de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), waarbij ook Von Jüchen zich aansloot.

Ulrich Peter wijst er terecht op dat men het verleden niet uit een bekende uiteindelijke uitkomst mag beoordelen (het gevaar bij elk terugblikken) en wijst erop dat in de toenmalige context de zaak niet duidelijk lag en nieuwe mogelijkheden zich leken voor te doen in het volledig ontredderde Duitsland. Achteraf moet geconcludeerd worden dat Von Jüchen toen het communisme verkeerd beoordeeld heeft. De archieven die na 1989 opengingen, maken duidelijk dat het een opportunistische strategie hanteerde om de bevolking inclusief de kerken mee te krijgen, maar het doel was om alle organisaties te doen opgaan in door communisten beheerste organisaties. Von Jüchen verzette zich echter tegen de gelijkschakeling die zich met de stalinisering van het bewind steeds scherper voltrok, maar dus steeds geïntendeerd was. Het blijft een diepe tragiek dat enige van zijn religieus-socialistische vrienden, te weten Karl Kleinschmidt, Heinrich Schwarze en Bruno Theek, wel vergaand collaboreerden met het regime. De eerste speelde zelfs een rol in de arrestatie van Von Jüchen in 1950 door de Russische geheime dienst en schrapte Von Jüchens naam uit documenten uit de nazi-tijd waarin Von Jüchen stelling had genomen tegen het nazisme. Wegens zijn ondermijnende politieke activiteiten en beschuldigd van spionage kreeg Von Jüchen vijftien jaar dwangarbeid. Op indrukwekkende wijze beschrijft de auteur de toegepaste verhoormethoden: voorkomen dat iemand kan slapen, het totaal laten vervuilen, martelingen – Von Jüchen boog niet. Uiteindelijk bleven de verschrikkelijke jaren van de dwangarbeid tot vijf jaar beperkt, omdat Chroesjtsjow streefde naar betere betrekkingen met het Westen. Het vrijlaten van gevangenen moest dat mede mogelijk maken.

Na zijn terugkeer was Von Jüchen na enige hersteltijd werkzaam als gevangenispredikant in West-Berlijn. Aanvankelijk werd hij geen lid van de SPD, omdat hij vond dat deze te weinig scherp afstand nam van het communisme en de atoombewapening verwierp. De verschrikkingen van deze bewapening beseffend, meende hij dat alleen een krachtige opstelling het volstrekt niet te vertrouwen communisme kon indammen. Toen de SPD een ‘realistischer opstelling’ koos, sloot Von Jüchen zich in 1961 bij deze partij aan. Ook werd hij weer actief in, en in 1979 lid van de na de oorlog weer opgerichte BRSD, publiceerde veel en verdiepte zich in materialistische exegese en bevrijdingstheologie. Hij overleed 88 jaar oud op 11 januari 1991. Tot het einde van zijn lange leven was hij overtuigd socialist maar het ging uitdrukkelijk wel om een democratisch socialisme. De val van de muur vervulde hem met diepe vreugde, dat Helmut Kohl een verkiezingsoverwinning behaalde na de hereniging daarentegen niet.

Ik heb slechts enige hoofdlijnen kunnen weergeven uit deze biografie die zich, goed gedocumenteerd, soms als een adembenemend boek laat lezen en waarin de catastrofen uit de twintigste eeuw als het ware in één mensenleven samengebald tot uitdrukking komen. Zij is ook een bijdrage aan de bepaald nog niet afgeronde discussies over de verhouding van kerken en christenen tot zowel het nazisme als het communisme. Als men toch een kritische kanttekening wil: in deze biografie komen het persoonlijk leven van Von Jüchen, zijn theologische opvattingen en zijn verhouding tot het verzet in Duitsland minder aan bod: hoe dacht hij bijvoorbeeld over Barth en over Bonhoeffer? Staan blijft echter: een indrukwekkende biografie van een indrukwekkende man.

Ulrich Peter, Aurel von Jüchen (1902-1991). Ein Pfarrerleben im Jahrhundert der Diktaturen. Möhrenbach – Schwerin – Workuta – Berlin, Schwerin 2006, 472 pp.

Herman Noordegraaf